dinsdag 24 september 2013



Sören Kierkegaard, Vrees en beven


Al heel lang geleden las ik voor het eerst iets over Kierkegaard. Met hem werd het begrip ‘absurd’ in één adem genoemd, iets wat pas in de Europese cultuur na WO I terugkwam. Af en toe kwam ik zijn naam weer tegen, maar nooit las ik iets van hem. Onlangs kwam mij een uitvoerige bespreking onder ogen van Luce Ramaker uit de bundel De moed tot het onmogelijke (red. Jan Bor). De titel van de bundel schetst een kernpunt uit het denken van Kierkegaard. Deze bundel heeft eigenlijk de middeleeuwse mysticus Meister Eckhart als onderwerp, maar die blijkt belangrijke raakpunten met Kierkegaard te vertonen.
Kierkegaard leefde van 1813 tot 1855 in Kopenhagen. Hij verzet zich tegen het heersende rationalisme, waarin de ‘bestaande mens’, de mens in de realiteit dus, alleen de heerschappij van de verstandelijkheid, op wat positief te funderen is. Dat besef leidt tot vertwijfeling, weer een kernwoord bij Kierkegaard.
Biografisch is er makkelijk veel over hem te vinden, de angst van zijn vader voor de eeuwige straf van God, omdat hij in zijn jeugd God vervloekt had, ging over op Sören, de zonder der vaderen wordt immers bezocht aan het derde en vierde geslacht dergenen die God haten? Zijn vader was een self made man. Zijn verloving met Regine Olsen en zijn verbreking daarvan twee jaar later, het is allemaal wel te vinden. Hij was een bekende dandy in Kopenhagen, een bekende verschijning op straat ook, er bestaat een bekende karikatuur. De combinatie daarvan met zijn ongelofelijke productie, tot vijf boeken in één jaar toe. Dit alles leidde tot zijn vroege dood.
Nu naar het boek, Vrees en beven. Gezien zijn grote productie schreef Kierkegaard onder veel pseudoniemen, dit boek staat op naam van Johannes de silentio – zonder hoofdletters -, Johannes spreekt vanuit de stilte. Ik koos het boek, omdat het de binding van Isaac, zoals we dit offer nu noemen, behandelt. Kierkegaard heeft een heel levendige stijl, makkelijk te lezen, maar je moet er je hoofd wel bijhouden, want hij veroorlooft zich veel uitweidingen. Het begint met een voorwoord, waarin hij o.a. schrijft: “Schrijver dezes is geen filosoof, hij heeft het systeem niet begrepen…” Dit slaat op Hegel, wiens idealistische systeembouw Kierkegaard helemaal niet aansprak, evenmin als de rationele twijfel van Descartes, die zijn geloof daarbij behoudt en dus nooit tot vertwijfeling komt. In Stemming vertelt Kierkegaard het verhaal over Abraham en Isaac in eigen woorden, hij legt daarin al bepaalde accenten. De heersende exegese van het verhaal is dat Abraham uit gehoorzaamheid aan de opdracht van God gevolg gaf. Kierkegaard stelt hier vragen bij. Is het zo dat de religieuze opdracht de ethiek op het tweede plan mag zetten? Abraham handelde ten opzichte van Isaac en Sara niet ethisch, geen van beiden vertelde hij wat hij ging doen. hij stelt dan ook de vraag of je altijd moet spreken, of er geen zaken zijn waarover je mag en moet zwijgen. In drie Problemata behandelt hij deze vragen. Ik kan er niet uitgebreid op ingaan, want ik nader de limiet al. Kierkegaard ontkent dat Abraham uit blind geloof handelde. Hij stelt zich als enkeling buiten het algemene, waarbinnen zaken bespreekbaar zijn. Buiten die algemeenheid is zwijgen de enige handelwijze. Dat doet Abraham dan ook. Abraham gaat de paradox binnen, de tegenstelling tussen wat ethisch is en wat hem geboden is. Die paradox leidt tot vertwijfeling. Hij heeft afstand genomen – resignatie is weer zo’n kernbegrip bij Kierkegaard - van wat hem het liefste was en legt dit terug in handen van God. zo ontstaat een nieuwe relatie met God en ontvangt hij terug wat hij heeft opgegeven.
Een uitvoerige bespreking zou Kierkegaard pas recht doen. beschouw dit als een aanzet tot het denken van Kierkegaard. Je zou er bladzijden over kunnen vullen.
Wim Kleisen

Izaäks binding

Abraham,
is Gods stem tot jou gekomen?
't Lijken ons meer boze dromen!
Vraagt Hij Izaäk, je zoon?
Zijn belofte klonk zo schoon.....


Abraham,
toch ga jij aan God nu geven
't allermooiste in je leven;
wat gaat er nu door je heen:
straks voel jij je zo alleen.


Abraham,
wat zal Sara ervan denken
dat je Izaäk terug wilt schenken?
Heb je haar dit wel gezegd?
Vindt een moeder dit wel recht?


Abraham,
eens gegeven blijft gegeven,
Izaäk mag verder leven!
't Volk dat Hij je heeft beloofd,
heeft God niet van jou geroofd.


Abraham,
God vroeg jou je zoon te geven:
niet zijn dood, maar wel zijn leven;
Zijn verbond met jou, zijn vrind,
gaat nu over op je kind.

Wim Kleisen

dinsdag 17 september 2013



Kruyswijk, Hittjo, Baas in eigen Boek? Evolutietheorie en Schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dissertatie


Met deze dissertatie heeft de auteur een leemte gevuld in de geschiedschrijving van de Gereformeerde Kerken in Nederland, de GKN. Kortweg gezegd beschrijft hij de historie van de verhouding tussen theologie en natuurwetenschappen met als belangrijkste thema de evolutietheorie, die hij overigens ‘evolutionisme’ noemde, als zou dit een geloof zijn. Als periode kiest hij de eeuw tussen 1881 en 1981. Hij deelt die in drie fasen in: 1881-1920, de ‘grondlegging’, 1920-1950, de ‘consolidatie’, en 1950-1981, de ‘grote omslag’. De schrijver geeft een objectief verslag, al veroorlooft hij zich in de samenvatting een zin als: “…alsof die tekst door God zelf door de telefoon tot de schrijvers was gesproken.” Hij heeft het dan over de opvatting van A. Kuyper inzake het Schriftgezag. Van evolutie moest deze grondlegger van de GKN en de VU natuurlijk niets weten, hij permitteerde zich alleen de opvatting dat de scheppingsdagen veel langer hebben geduurd dan nu het geval is. Dat was dan al heel wat.  H. Bavinck, zijn opvolger aan de VU, deed daar geen tittel of jota aan af. Er waren wel gereformeerde natuuronderzoekers, maar die kregen geen voet aan de grond.
Dit veranderde, toen aan de VU ook fysica, biologie en astronomie werden gedoceerd. De hoogleraren volgden de toenmalige wetenschappelijke inzichten en spraken soms hun twijfel aan het letterlijke Schriftgezag uit. We zitten dan al in de tweede fase. Theologen die geneigd zijn hun opvattingen te volgen verlaten de GKN en worden Hervormd, anderen, zoals Netelenbos en Geelkerken,  worden uit hun ambt ontzet, wat in het geval van de laatste leidde tot de stichting van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, die later tot de Hervormde Kerk overgingen. Een beroemd prediker als ds. J.J. Buskes, in hart en nieren gereformeerd, ging daarin mee. Ik heb hem nog horen preken in de tijd dat er nog ‘preektijgers’ waren, ik herinner me nog een passage uit de preek over Psalm 23. ook prof. C. van Gelderen steunde de nieuwe inzichten, maar hij schipperde, zodat hij binnen de kerk kon blijven. Hoofdstuk 5, “Het debat natuurwetenschap-theologie over de oergeschiedenis” geeft blijk van een diepgaande studie van de toenmalige opvattingen, die heel helder wordt verwoord. Dit geldt trouwens voor het hele boek. Veel invloed had de studiegroep van theologen en natuurgeleerden met iemand als de bioloog De Gaay Fortman, al leidde de groep maar een kortstondig bestaan. Ook Hoofdstuk 6, “Schepping en Evolutie”, waarin een aantal belangrijke personen in dit debat wordt beschreven, is de moeite waard.
Dan komt Deel III, De Grote Omslag met een uitvoerige inleiding over kerkverlating en secularisatie. Natuuronderzoekers als Sizoo en Lever (Creatie en Evolutie) gaan het debat domineren en de theologen verliezen terrein, ofwel zij gaan mee in de natuurkundige inzichten. Het enige contact met de Hervormde Kerk vond in die tijd plaats. Hervormden als J. Segaar en Gereformeerden als J. Lever troffen elkaar op Woudschoten onder leiding van de legendarische J.M. van Veen. Bij de Hervormden werd natuurlijk ook op de verhouding theologie-natuurwetenschap gestudeerd. De synodale “commissie-Dippel”was daar jaren mee bezig en na het opheffen ervan gingen theologen en natuurwetenschappers verder in het werkgenootschap Atomium, dat tot op heden actief is. Al die tijd, meer dan vijftig jaar, was prof. Dr. H. de Knijff voorzitter, hij is uit dank daarvoor vorig jaar geridderd.
Merkwaardig is dat de theologen (Augustijn, Baarda, Koole, Hartvelt, Kuitert en Wiersinga) nu weer het debat gingen domineren, maar hoe anders dan vroeger. Berkouwer, beïnvloed door Karl Barth, nam een wat andere positie in. Hun opvattingen waren zodanig dat er tientallen bezwaarschriften en protesten bij de synode werden ingediend. Dit leidde in het geval Kuitert tot zijn veroordeling in het synodale schrijven Geen ander fundament, maar daar bleef het ook bij. Aan schorsing en ontzetting uit het ambt werd niet meer gedacht. Zo kwam het tot de huidige situatie, waarin er geen sprake meer is van leergezag, maar waarin juist de subjectieve geloofsbeleving centraal staat.
Dr. Kruyswijk was in zijn werkende leven arts en specialiseerde zich later in de cardiologie. Daarna is hij theologie gaan studeren, een studie die hij nu met deze dissertatie heeft afgesloten. Het is een prachtig boek en veel lezers zullen momenten van een Aha-Erlebnis ondergaan bij het lezen ervan. Stijl en formuleringen zijn helder en zullen de lezing van het boek niet belemmeren. De toespeling in de titel op de feministische slogan “Baas in eigen buik” uit de zestiger jaren is mooi gevonden.

Wim Kleisen

dinsdag 10 september 2013



Mok, Daniël, Rudolf Otto. Het kwetsbare leven. Abraxas, Amsterdam, € 12,50


Er zijn van die boeken die ik altijd al had willen lezen en waar ik nooit aan toe ben gekomen. Een daarvan is Das Heilige van Rudolf Otto. Nu kreeg ik een boekje in handen waarin Otto’s leven en werk worden beschreven en dat heb ik dan maar als compensatie gelezen. Niet als vervanging, want dit boekje wekt juist weer mijn interesse voor dat boek. De kans is groot dat u nooit van Otto hebt gehoord. Toch heeft het grote invloed gehad op de theologie in de vorige eeuw en nu is de belangstelling voor zijn denken alleen maar toegenomen. Zijn boek verscheen in 1917 en in 1918 verscheen Der Römerbrief van Karl Barth. Die boeken waren elkaars tegenpolen. Karl Barth beschreef de goddelijke openbaring als komend “senkrecht von oben”, loodrecht van bovenaf dus. Die openbaring werkte vooral in op het verstand, de ratio. Geloven was dan ook een verstandelijke aangelegenheid. Van gevoelsmatigheid was eigenlijk vrijwel geen sprake. Het was dialectisch, een kwestie tussen twee personen, God en de individuele mens.
Otto ging van een andere beleving uit. Voor hem was een ontmoeting met het heilige – om zijn titel nu maar te gebruiken – huiveringwekkend. Het heilige is voor hem het wezenlijke van welke religie dan ook. De ervaring ervan was vreeswekkend en fascinerend tegelijk. Het heilige is niet te omschrijven, het straalt kracht uit die je kunt ervaren. ‘Numen’ is het woord daarvoor. Die ervaring noemt hij numineus, een door hem bedachte term. Als je van ‘omen’ ‘omineus’ kunt afleiden, kun je bij ‘numen’ ‘numineus’ plaatsen, aldus Otto. Het eerste woord betekent ‘voorteken’, het tweede ‘godheid’. Dit numineuze is een mysterie, een mysterium tremendum, zoals hij dit noemt. Het sacrale is bij hem ook angstaanjagend. Religie is bij Otto dus een gevoelsmatige aangelegenheid, een mens ervaart het transcendente, wat van buiten onze waarneembare werkelijkheid tot ons komt. De beleving ervan staat centraal. Hij werkte volgens de fenomenologische methode, verschijnselen worden zonder (voor)oordeel beschreven, zij moeten zelf tot hun recht komen.
Otto, geboren in 1869 als zoon in het diep-religieuze Luthers orthodoxe gezin van een maltfabrikant, gaat theologie studeren. Hij wil graag predikant worden. Hij reist veel, Azië, Egypte en omringende landen, en maakt daar kennis met andere wereldgodsdiensten. Hij gaat zich intens interesseren voor die godsdiensten en uit die belangstelling komt Das Heilige voort. Daarna schrijft hij veel boeken over die godsdiensten, maar aan dit eerste boek ontleent hij zijn reputatie. Opvallend is dat zijn belangstelling geen goedkope flirt met deze godsdiensten inhield. Hij erkende de waarde ervan, maar bleef zelf zijn christelijke geloof belijden, al had hij zich langzamerhand van het orthodoxe confessionalisme verwijderd. Hij werd hoogleraar, maar zijn zwakke gezondheid bemoeilijkte zijn werk.
Otto werd in de wetenschappelijke wereld zeer gewaardeerd. Er is een brief opgenomen van de grondlegger van de fenomenologie, waarin deze zijn bewondering voor Otto uitspreekt. Er zijn meer van de uitstapjes. Een klein hoofdstuk licht de fenomenologische methode toe. Ook een In Memoriam door de bekende Groningse hoogleraar Van der Leeuw is opgenomen. Daaruit blijkt ook weer de waardering voor zijn persoon en werk. Ook Miskotte waardeerde hem zeer.
Het is weliswaar een dun boekje, ruim honderd bladzijden, maar heel informatief. De eerste hoofdstukken zijn voornamelijk biografisch, maar gaandeweg krijgen we steeds meer informatie over de inhoudelijke kant van zijn werk.
Otto is met zijn Das Heilige een weg ingeslagen, die toen verrassend was en die nu nog niets van zijn waarde verloren heeft.

Wim Kleisen