dinsdag 17 september 2013



Kruyswijk, Hittjo, Baas in eigen Boek? Evolutietheorie en Schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dissertatie


Met deze dissertatie heeft de auteur een leemte gevuld in de geschiedschrijving van de Gereformeerde Kerken in Nederland, de GKN. Kortweg gezegd beschrijft hij de historie van de verhouding tussen theologie en natuurwetenschappen met als belangrijkste thema de evolutietheorie, die hij overigens ‘evolutionisme’ noemde, als zou dit een geloof zijn. Als periode kiest hij de eeuw tussen 1881 en 1981. Hij deelt die in drie fasen in: 1881-1920, de ‘grondlegging’, 1920-1950, de ‘consolidatie’, en 1950-1981, de ‘grote omslag’. De schrijver geeft een objectief verslag, al veroorlooft hij zich in de samenvatting een zin als: “…alsof die tekst door God zelf door de telefoon tot de schrijvers was gesproken.” Hij heeft het dan over de opvatting van A. Kuyper inzake het Schriftgezag. Van evolutie moest deze grondlegger van de GKN en de VU natuurlijk niets weten, hij permitteerde zich alleen de opvatting dat de scheppingsdagen veel langer hebben geduurd dan nu het geval is. Dat was dan al heel wat.  H. Bavinck, zijn opvolger aan de VU, deed daar geen tittel of jota aan af. Er waren wel gereformeerde natuuronderzoekers, maar die kregen geen voet aan de grond.
Dit veranderde, toen aan de VU ook fysica, biologie en astronomie werden gedoceerd. De hoogleraren volgden de toenmalige wetenschappelijke inzichten en spraken soms hun twijfel aan het letterlijke Schriftgezag uit. We zitten dan al in de tweede fase. Theologen die geneigd zijn hun opvattingen te volgen verlaten de GKN en worden Hervormd, anderen, zoals Netelenbos en Geelkerken,  worden uit hun ambt ontzet, wat in het geval van de laatste leidde tot de stichting van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, die later tot de Hervormde Kerk overgingen. Een beroemd prediker als ds. J.J. Buskes, in hart en nieren gereformeerd, ging daarin mee. Ik heb hem nog horen preken in de tijd dat er nog ‘preektijgers’ waren, ik herinner me nog een passage uit de preek over Psalm 23. ook prof. C. van Gelderen steunde de nieuwe inzichten, maar hij schipperde, zodat hij binnen de kerk kon blijven. Hoofdstuk 5, “Het debat natuurwetenschap-theologie over de oergeschiedenis” geeft blijk van een diepgaande studie van de toenmalige opvattingen, die heel helder wordt verwoord. Dit geldt trouwens voor het hele boek. Veel invloed had de studiegroep van theologen en natuurgeleerden met iemand als de bioloog De Gaay Fortman, al leidde de groep maar een kortstondig bestaan. Ook Hoofdstuk 6, “Schepping en Evolutie”, waarin een aantal belangrijke personen in dit debat wordt beschreven, is de moeite waard.
Dan komt Deel III, De Grote Omslag met een uitvoerige inleiding over kerkverlating en secularisatie. Natuuronderzoekers als Sizoo en Lever (Creatie en Evolutie) gaan het debat domineren en de theologen verliezen terrein, ofwel zij gaan mee in de natuurkundige inzichten. Het enige contact met de Hervormde Kerk vond in die tijd plaats. Hervormden als J. Segaar en Gereformeerden als J. Lever troffen elkaar op Woudschoten onder leiding van de legendarische J.M. van Veen. Bij de Hervormden werd natuurlijk ook op de verhouding theologie-natuurwetenschap gestudeerd. De synodale “commissie-Dippel”was daar jaren mee bezig en na het opheffen ervan gingen theologen en natuurwetenschappers verder in het werkgenootschap Atomium, dat tot op heden actief is. Al die tijd, meer dan vijftig jaar, was prof. Dr. H. de Knijff voorzitter, hij is uit dank daarvoor vorig jaar geridderd.
Merkwaardig is dat de theologen (Augustijn, Baarda, Koole, Hartvelt, Kuitert en Wiersinga) nu weer het debat gingen domineren, maar hoe anders dan vroeger. Berkouwer, beïnvloed door Karl Barth, nam een wat andere positie in. Hun opvattingen waren zodanig dat er tientallen bezwaarschriften en protesten bij de synode werden ingediend. Dit leidde in het geval Kuitert tot zijn veroordeling in het synodale schrijven Geen ander fundament, maar daar bleef het ook bij. Aan schorsing en ontzetting uit het ambt werd niet meer gedacht. Zo kwam het tot de huidige situatie, waarin er geen sprake meer is van leergezag, maar waarin juist de subjectieve geloofsbeleving centraal staat.
Dr. Kruyswijk was in zijn werkende leven arts en specialiseerde zich later in de cardiologie. Daarna is hij theologie gaan studeren, een studie die hij nu met deze dissertatie heeft afgesloten. Het is een prachtig boek en veel lezers zullen momenten van een Aha-Erlebnis ondergaan bij het lezen ervan. Stijl en formuleringen zijn helder en zullen de lezing van het boek niet belemmeren. De toespeling in de titel op de feministische slogan “Baas in eigen buik” uit de zestiger jaren is mooi gevonden.

Wim Kleisen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten