Kruyswijk, Hittjo, Baas in eigen Boek? Evolutietheorie en Schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dissertatie
Met deze
dissertatie heeft de auteur een leemte gevuld in de geschiedschrijving van de
Gereformeerde Kerken in Nederland, de GKN. Kortweg gezegd beschrijft hij de
historie van de verhouding tussen theologie en natuurwetenschappen met als
belangrijkste thema de evolutietheorie, die hij overigens ‘evolutionisme’
noemde, als zou dit een geloof zijn. Als periode kiest hij de eeuw tussen 1881
en 1981. Hij deelt die in drie fasen in: 1881-1920, de ‘grondlegging’,
1920-1950, de ‘consolidatie’, en 1950-1981, de ‘grote omslag’. De schrijver
geeft een objectief verslag, al veroorlooft hij zich in de samenvatting een zin
als: “…alsof die tekst door God zelf door de telefoon tot de schrijvers was
gesproken.” Hij heeft het dan over de opvatting van A. Kuyper inzake het
Schriftgezag. Van evolutie moest deze grondlegger van de GKN en de VU
natuurlijk niets weten, hij permitteerde zich alleen de opvatting dat de
scheppingsdagen veel langer hebben geduurd dan nu het geval is. Dat was dan al
heel wat. H. Bavinck, zijn opvolger aan
de VU, deed daar geen tittel of jota aan af. Er waren wel gereformeerde
natuuronderzoekers, maar die kregen geen voet aan de grond.
Dit
veranderde, toen aan de VU ook fysica, biologie en astronomie werden gedoceerd.
De hoogleraren volgden de toenmalige wetenschappelijke inzichten en spraken
soms hun twijfel aan het letterlijke Schriftgezag uit. We zitten dan al in de
tweede fase. Theologen die geneigd zijn hun opvattingen te volgen verlaten de
GKN en worden Hervormd, anderen, zoals Netelenbos en Geelkerken, worden uit hun ambt ontzet, wat in het geval
van de laatste leidde tot de stichting van de Gereformeerde Kerken in Hersteld
Verband, die later tot de Hervormde Kerk overgingen. Een beroemd prediker als
ds. J.J. Buskes, in hart en nieren gereformeerd, ging daarin mee. Ik heb hem
nog horen preken in de tijd dat er nog ‘preektijgers’ waren, ik herinner me nog
een passage uit de preek over Psalm 23. ook prof. C. van Gelderen steunde de
nieuwe inzichten, maar hij schipperde, zodat hij binnen de kerk kon blijven.
Hoofdstuk 5, “Het debat natuurwetenschap-theologie over de oergeschiedenis”
geeft blijk van een diepgaande studie van de toenmalige opvattingen, die heel
helder wordt verwoord. Dit geldt trouwens voor het hele boek. Veel invloed had
de studiegroep van theologen en natuurgeleerden met iemand als de bioloog De
Gaay Fortman, al leidde de groep maar een kortstondig bestaan. Ook Hoofdstuk 6,
“Schepping en Evolutie”, waarin een aantal belangrijke personen in dit debat
wordt beschreven, is de moeite waard.
Dan komt
Deel III, De Grote Omslag met een uitvoerige inleiding over kerkverlating en
secularisatie. Natuuronderzoekers als Sizoo en Lever (Creatie en Evolutie) gaan het debat domineren en de theologen
verliezen terrein, ofwel zij gaan mee in de natuurkundige inzichten. Het enige
contact met de Hervormde Kerk vond in die tijd plaats. Hervormden als J. Segaar
en Gereformeerden als J. Lever troffen elkaar op Woudschoten onder leiding van
de legendarische J.M. van Veen. Bij de Hervormden werd natuurlijk ook op de
verhouding theologie-natuurwetenschap gestudeerd. De synodale
“commissie-Dippel”was daar jaren mee bezig en na het opheffen ervan gingen
theologen en natuurwetenschappers verder in het werkgenootschap Atomium, dat
tot op heden actief is. Al die tijd, meer dan vijftig jaar, was prof. Dr. H. de
Knijff voorzitter, hij is uit dank daarvoor vorig jaar geridderd.
Merkwaardig
is dat de theologen (Augustijn, Baarda, Koole, Hartvelt, Kuitert en Wiersinga)
nu weer het debat gingen domineren, maar hoe anders dan vroeger. Berkouwer,
beïnvloed door Karl Barth, nam een wat andere positie in. Hun opvattingen waren
zodanig dat er tientallen bezwaarschriften en protesten bij de synode werden
ingediend. Dit leidde in het geval Kuitert tot zijn veroordeling in het
synodale schrijven Geen ander fundament,
maar daar bleef het ook bij. Aan schorsing en ontzetting uit het ambt werd niet
meer gedacht. Zo kwam het tot de huidige situatie, waarin er geen sprake meer
is van leergezag, maar waarin juist de subjectieve geloofsbeleving centraal
staat.
Dr.
Kruyswijk was in zijn werkende leven arts en specialiseerde zich later in de
cardiologie. Daarna is hij theologie gaan studeren, een studie die hij nu met
deze dissertatie heeft afgesloten. Het is een prachtig boek en veel lezers
zullen momenten van een Aha-Erlebnis ondergaan bij het lezen ervan. Stijl en
formuleringen zijn helder en zullen de lezing van het boek niet belemmeren. De
toespeling in de titel op de feministische slogan “Baas in eigen buik” uit de
zestiger jaren is mooi gevonden.
Wim Kleisen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten