Tjeu van den Berk, Het oude Egypte: bakermat van het jonge christendom, Zoetermeer, 20132
Belijders
van het christendom zien hun religie doorgaans als een absoluut gegeven. Hun
geloof is een openbaringsgeloof: zoals voor Joden de bron van het geloof de openbaring
op de Sinaï is, zo is die voor christenen de openbaring van God in Jezus
Christus, die, alweer doorgaans, beleden wordt als Zoon van God en Verlosser.
Ik vrees dat dit boek bij hen een schok zal veroorzaken, tenzij het opzij
geschoven wordt als niet ter zake.
Maar dan
zou men dit boek tekort doen. Het is een gedegen studie, waaraan veel
lieteratuurstudie vooraf moet zijn gegaan, gezien ook de vele
literatuurverwijzingen in de voetnoten. De eerste schok die ik als lezer kreeg,
was het citaat van Augustinus op de titelpagina:
Want de
zaak zelf die nu ‘christelijke religie’ heet, bestond reeds bij de Ouden en is
er sinds het begin van het menselijk geslacht altijd geweest. Totdat Christus
zelf in het vlees kwam. Toen begon men de ware religie, die reeds bestond,
‘christelijk’ te noemen.”
Augustinus
zegt hier heel duidelijk dat de verkondiging van Jezus niet nieuw was, dat die
het begin van een nieuwe religie met een nieuwe geloofsinhoud was, maar dat dit
in feite een kwestie van naamgeving is.
De Egyptische
cultuur is de eerste en langdurigste in de menselijke beschaving. We treffen
daar zichtbare archetypen aan, zoals de piramiden. Egypte was de eerste
natiestaat en de bakermat van het christendom. Na de ontcijfering van het
hiëroglyfenschrift door Champollion in 1822 begon men de talloze teksten te
ontcijferen. Jung zag al de overeenkomsten tussen de Egyptische en de
christelijke religie. Drewermann schrijft zonder meer dat het christendom
ontstaan is uit de Egyptische religie. Hoe ging dit dan in zijn werk?
In
Alexandrië werden zowat alle godsdiensten uit die tijd beleden. Het was een
smeltkroes van cultuur en religie. Hier nam het christendom aspecten uit de
Egyptische religies op. VdB noemt er een aantal:
1.
Incarnatie
betreft de twee-naturenleer. In Egypte is incarnatie algemeen van aard, het
materiële is spiritueel van aard. In Israël is sprake van excarnatie, het
heilige trekt zich terug uit de wereld.
2.
In
het christendom krijgt incarnatie weer een plaats, zoals Osiris als goddelijk
mens lijdt en sterft, zo lijdt en sterft Jezus. In Vitae Prophetarum wordt verteld over de profeet Jeremia in de
Egyptische diaspora. Hij werd na zijn steniging door de Joden in Egypte
vereerd. Op grond van zijn profetie zouden de Egyptenaren een zuigeling in de
kribbe zijn gaan aanbidden. Ook daar was sprake van een maagdelijk moederschap.
De mythe van Isis die op de vlucht voor Seth Horus baarde en haar afbeeldingen
doen sterk denken aan het verhaal over en de afbeeldingen van Maria. Zo blijkt
een joods-christelijke verwantschap met de Egyptische mythen.
3.
Incarnatie.
De bevruchting van Maria door de Geest na de aankondiging door Gabriël loopt
parallel met Isis, Amon en Thoth. De triniteit van Ra, Amon en Ptah, oervader,
incarnatie en geestelijke energie evenzo met de christelijke Triniteit. Amon is
het ook die als de geest Gods de aarde schept. Amon = de verborgene. Philo
beschrijft onder invloed van de Hellenistisch-Egyptische mysterieculten in
Alexandrië het maagdelijk moederschap in platonisch-symbolische opvattingen.
4.
Triniteit.
Een trinitarisch Godsbegrip komt in Egypte in veel variaties voor, waarbij
Osiris vaak een van de drie personen is. Zo ook in het christelijke Godsbegrip
met Christus als kern: Vader, Zoon en Geest; Geest, Maria en Zoon; bruidegom,
hemelse bruid en kind (Openbaring). Soms is de moeder een hemelse moeder. In
Nicea werd de eerstgenoemde triniteit als dogma vastgesteld.
5.
Opstanding.
Osiris verblijft drie dagen in het dodenrijk, evenals Jezus. Dit hangt samen
met de lunaire kalender, waarin de maan drie nachten (vrijwel) onzichtbaar is.
Zo kunnen
we doorgaan. Afbeeldingen van Seth aan een kruis vallen samen met die van
Jezus. De inwijdingen, die de auteur in Mystagogie
uitvoerig beschreef, werden door het christendom overgenomen. Het boek Openbaring zit vol Egyptische
motieven. TvdB baseert zich op een onderzoek van prof. Van Henten (UVA). De
draak in Op. 12 wordt herleid tot Tyfoon, een Grieks-Romeins god, die met Seth
is samengesmolten. Seth achtervolgt Isis en haar kind. In zeven opzichten lopen
de verhalen parallel. De twaalf sterren
zijn een astrologisch-Egyptisch motief. De adelaarsvleugels van de vrouw
verwijzen naar de gevleugelde Isis. De Grieken vermengden hun godenleer met de
Egyptische. Toch verschillen de Griekse en de Egyptische mythe op een aantal
punten.
Tjeu van den Berk, Het oude
Egypte: bakermat van het jonge christendom, Zoetermeer, 20132
Voorwoord p. 11-16
De auteur
beschrijft hoe hij kennis maakte met het onderwerp van zijn boek.
Inleiding, p. 17-24
Een christelijk spoor in het Nijldal, p. 17-20
De auteur
vat de theorie, die hij in dit boek wil onderbouwen, samen en beschrijft
aspecten van de reis van Jung over de Nijl. Het aanschouwen van de zonsopgang
is hier een bepalend element.
NB Een
goede formulering vinden we in het Nawoord, zie daar.
Een cultuur, overweldigend en duurzaam, p. 21-23
De
Egyptische cultuur is de eerste en langdurigste in de menselijke beschaving. We
treffen daar zichtbare archetypen aan, zoals de piramiden. Egypte was de eerste
natiestaat en de bakermat van het christendom.
Onze visie is niet nieuw, p. 23-24
Na de
ontcijfering van het hiëroglyfenschrift door Champollion in 1822 begon men de
talloze teksten te ontcijferen. Jung zag al de overeenkomsten tussen de
Egyptische en de christelijke religie. Drewermann schrijft zonder meer dat het
christendom ontstaan is uit de Egyptische religie.
Hoofdstuk 1. Een mythisch wereldbeeld, p. 25-48
De levensbeschouwing van de oude Egyptenaar, p. 25-28
De
Egyptische religie is niet eenduidig. Je kunt er op verschillende manieren naar
kijken (evolutionistisch, syncretistisch, pluralistisch en antagonistisch) met
even zo veel resultaten.
De fenomenologische benadering, p. 29-32
Dit is
een niet-rationele benadering van ervaringen, die als uniek worden beschouwd:
het mysterium numinosum , een term
van Rudolf Otto, staat centraal[1].
W.B. Kristensen uitte kritiek op Freuds theorie over religieuze mythen, waarin
alle mythen als een weerspiegeling en een uitbeelding van het menselijk
seksuele leven wordt beschouwd. Hij legt het accent op intuïtie.
Het Nijldal bood een natuurlijke bedding voor de goden, p. 32-34
Ervaringen
worden tot zintuiglijk opgedane beelden (zinnebeelden). Die vervingen
leerstellingen. Goden waren beelden van krachtige energieën, zoals Ra, die elke
ochtend uit de duisternis herrijst.
De ervaring van Jung, p. 34-39
Jung
ervaart in Kenia drie weken lang de zonsopgang in de nabijheid van een troep
bavianen. Dan volgt een boottocht over de Nijl. Hij arriveert bij de tempel van
Aboe Simbel, waar hij die zonsopgang uitgebeeld ziet Ra-Harachte, terwijl ook
een grote groep bavianen is afgebeeld. De Egyptische samenleving leek veel op
een privatensamenleving. Jungs conclusie: de zonnecultus ontleenden de
Egyptenaren aan Afrika.
Symbool, p. 39-46
Een
symbool is niet iets wat voor iets anders staat, maar: een werkelijkheid
waaraan men participeert en die onpeilbaar is. “Tekens zijn codes, symbolen
decoderen juist mijn werkelikheid.”
De kikker, p. 41-44
Als
amfibie is de kikker het symbool van overgang: van water tot land, van chaos
tot orde, van niet-zijn tot zijn, van leven naar ander leven.
De mestkever, p. 44-47
De
mestkever is het symbool van wording, van de opgaande zon. Eieren gaan
ondergronds, larven kruipen weer naar boven. Als amulet wordt de mestkever aan
de doden meegegeven. “Eén enkel symbool drukt zich zo uit in drie dimensies: in
de natuur als zon, in het politiek-maatschappelijke leven als farao en in het
lot van de ziel van de individuele mens als beschermgeest.”
Tenslotte, p. 47-48
Wordings-
en transformatieprocessen staan centraal in de Osiris èn de Christusmythe.
Menswording van het goddelijke, verrijzenis uit de dood zijn centrale gegevens.
Beide religies zijn religies van het licht. Dood en leven horen bij elkaar, bij
de ondergang van de zon bereikt zij de verborgen bron van haar leven.
2. God wordt uit een maagd geboren p.49-83
Incarnatie, p. 49-51
Deze
paragraaf betreft de twee-naturenleer. In Egypte is incarnatie algemeen van
aard, het materiële is spiritueel van aard. In Israël is sprake van excarnatie,
het heilige trekt zich terug uit de wereld. In het christendom krijgt
incarnatie weer een plaats, zoals Osiris als goddelijk mens lijdt en sterft, zo
lijdt en sterft Jezus.
Het goddelijk kind, p. 52-53
Bij de
geboorte van een kind ervaart men dit als een wonder. Het biologisch proces
wordt symbolisch beschreven als de geboorte van een goddelijk kind.
Theogamie, een sprookje, p. 53-57
Zo’n
verhaal, als sprookje verteld, dateert uit + 1700 v. C. Drie zoons, als
drieling geboren uit Roedjdjedet na een bevruchting door de zonnegod Ra. Cheops
tracht hen te doden.
Theogamie, een mythe, p. 57-63
Hetzelfde
motief vinden we in de mythe van koningin Hatsjepsoet, geboren uit de
bevruchting van koningin Ahmes door de god Amon-Rah.
Theogamie, een legende, p.64-75
In Vitae Prophetarum wordt verteld over de
profeet Jeremia in de Egyptische diaspora. Hij werd na zijn steniging door de
Joden in Egypte vereerd. Op grond van zijn profetie zouden de Egyptenaren een
zuigeling in de kribbe zijn gaan aanbidden. Ook daar was sprake van een
maagdelijk moederschap. De mythe van Isis die op de vlucht voor Seth Horus
baarde en haar afbeeldingen doen sterk denken aan het verhaal over en de
afbeeldingen van Maria. Zo blijkt een joods-christelijke verwantschap met de
Egyptische mythen.
Theogamie, een evangelie p. 75-79
De
bevruchting van Maria door de Geestna de aankondiging door Gabriël loopt
parallel met Isis, Amon en Thoth. De triniteit van Ra, Amon en Ptah, oervader,
incarnatie en geestelijke energie evenzo met de christelijke Triniteit. Amon is
het ook die als de geest Gods de aarde schept. Amon = de verborgene. Philo
beschrijft onder invloed van de Hellenistisch-Egyptische mysterieculten in
Alexandrië het maagdelijk moederschap in platonisch-symbolische opvattingen.
Bedoelden de evangelisten de maagdelijke geboorte letterlijk? p.
80-83
Op grond
van de geslachtsregisters, waarin Jozef nadrukkelijk wordt genoemd en het
Egyptische motief van veertien voorouders is overgenomen, antwoordt TvdB
negatief. De statische Egyptische mythen zijn
in volkse vertellingen verwerkt.
3. Alexandrië, stad der steden p. 84-106
Inleiding, 84-85
Alexandrië
is een smeltkroes: hellenisme, Egypte, jodendom en christendom vermengden hun
culturen. Die laatste heeft er zijn wortels. Clemens en Origenes woonden er.
Alexander de Grote, stichter van de stad p. 85-88
Overzicht
van het leven van Alexander de Grote in relatie tot de stichting van Alexandrië
De Ptolemaeërs bouwden de schitterendst stad van de Oudheid p.
88-91
Ptolemaeus
I bracht Alexandrië tot grote bloei, die voortduurde onder zijn opvolgers, II
en III. Beschrijving van de prachtige stad.
Drie cultuurwonderen p. 91-96
Het
museum, de bibliotheek en het serapeum worden uitvoerig beschreven.
Serapis p. 96-100
De
beeldvormingsgeschiedenis van Serapis en de christelijke connotaties.
Alexandrië, een Egyptische stad p. 100-103
Hier
werden de Egyptische goden naast die van andere volkeren vereerd. Er ontstond
een soort syncretisme. Joden en christenen bleven afgezonderd. Isis nam een
zeer vooraanstaande plaats in.
Vernietiging van het Serapeum door de christenen p. 103-106
Tegenover
de tolerante religieuze cultuur in Alexandrië staat de intolerantie van het
christendom. Een voorbeeld hiervan is de verwoesting van het serapeum in +
390 en de moord op Hypathia in 415.
4. De Osirismythe p. 107-135
De zegetocht van een allochtone god p. 107-110
Osiris is
misschien van afkomst Nubisch, maar zijn verering heeft vanaf + 3000 v.
Chr. een hoge vlucht verkregen.
Begrippen als offer en het geloof als voedsel voor de ziel, als als verrijzenis
van de ziel zijn met hem verbonden.
De mythe van Osiris p. 110-117
Osiris
werd met Isis, Seth en Nephtys geboren uit een paring van aarde en hemel.
Osiris trouwt met Isis en wordt koning van het vruchtbare Egypte. Seth, gehuwd
met Nephtys, verwerft het woestijngedeelte. Hij strijdt met Osiris en doodt
hem. Daarna volgen enkele uiteenlopende opwekkingsverhalen.
Osiris van Abydos p. 117-122
In Abydos
is het graf van Osiris. Jaarlijks werden zijn begrafenis, drie dagen rouw en
zijn opwekking ritueel gespeeld. Opmerkelijk is dat zijn lichaamsdelen in brood
werden uitgedeeld en genuttigd.
Osirismysteries? P. 122-127
Het oude
Egypte blijkt geheime rituelen te hebben gekend, waaronder inwijdingsrituelen,
Herodotus vermeldt ze, maar beschrijft ze niet. Een oud papyrusmanuscript
bevestigt dat.
Een besloten inwijding in Abydos p. 127-131
Op grond
van dat manuscript beschrijft Guilmot het inwijdingsritueel in de grafruimte
van Osiris.
Het oordeel van Osiris: ook een inwijdingsritueel? p. 132-135
De dode
verschijnt voor Osiris om geoordeeld te worden. Dit ritueel wordt uitvoerig
beschreven op grond van teksten uit het Dodenboek. Het was waarschijnlijk ook
een inwijdingsritueel.
5. Een Egyptische
Christus p. 136-149
De Christusmythe en de historische Jezus p. 136-140
VdB
onderscheidt twee begrippen. Hij neemt de historische Jezus voor zeer
waarschijnlijk aan, maar de mythe ontstond enkele decennia later. In Jezus´
verkondiging stonden een sociale ethiek en een mythische antropologie centraal.
VdB beschouwt de kruisdood als historisch, maar relativeert het belang van
historiciteit.
Overeenkomsten tussen de Christus- en de Osirismythe p. 140-142
VdB somt
zeven overeenkomsten op en noemt Richard A. Gabriel als bron.
Drie dagen in het dodenrijk p. 142-145
Osiris
verblijft drie dagen in het dodenrijk, evenals Jezus. Dit hangt samen met de
lunaire kalender, waarin de maan drie nachten (vrijwel) onzichtbaar is.
De onsterfelijke ziel en haar oordeel p. 145-147
Alleen
Egypte kent het verschijnsel van de onsterfelijke ziel. Niet Babylon en niet
het jodendom.
Een persoonlijk oordeel van de ziel, p. 147-149
Alleen in
Egypte bestond voor het christendom de opvatting dat de ziel van een gestorven
mens zou worden geoordeeld. Dit met uitzondering van het apocalyptische
jodendom uit de intertestamentaire periode. Daar gaat het om wraak op
onderdrukkers, niet om een oordeel van de ziel. Blijft het probleem van het
oordeel direct na de dood en dat bij de komst van de Messias. Naar mijn inzicht
komt ook VdB hier niet goed uit. Leven,
sterven, verblijven in de onderwereld, na drie dagen opstaan en het persoonlijk
oordeel over de ziel van de gestorven mens hebben Egypte en het christendom
gemeen.
6. De drie-ene God van
Nicea, een Egyptisch symbool, p. 150-173
Osiris en Christus trinitaire personen, p. 150-153
Een
trinitarisch Godsbegrip komt in Egypte in veel variaties voor, waarbij Osiris
vaak een van de drie personen is. Zo ook in het christelijke Godsbegrip met
Christus als kern: Vader, Zoon en Geest; Geest, Maria en Zoon; bruidegom,
hemelse bruid en kind (Openbaring). Soms is de moeder een hemelse moeder. In
Nicea werd de eerstgenoemde triniteit als dogma vastgesteld.
De kerkvaders sleutelden in Nicea aan een Egyptisch archedtype, p.
154-159
Ook
Egypte kent een triniteit, de hemelse vader, de zoon en de geest, ook wel de
adem die God inblaast in de mens, waardoor hij zich ook incarneert in die mens.
Dit archetype wordt in Nicea opnieuw geformuleerd.
Een joodse triniteit! p. 159-164
Philo van
Alexandrië hanteert een trinitarisch Godsbegrip. God de Vader brengt met de
vrouwelijke Wijsheid de Logos voort. Hij staat hierin niet alleen in een
Helleense traditie, maar draagt ook de traditie van zijn priesterlijke
voorgeslacht met zich. Paulus blijkt een gnostische mystiek aan te hangen (1
Kor. 2,6 e.v.). ook Joh. 1 is door dit denken beïnvloed.
Asjera, gemalin van Yahwe[2]h,
en hun beider dochter Asnath, p. 165-168
Uit
archeologische bevindingen blijkt dat in Israël Asjera en Anath werden vereerd.
Een langdurige Egyptische overheersing veroorzaakte deze spiegeling van de
Egyptische godin Hathor.
De monotheïstische hervorming in Jeruzalem, p. 168-170
De
hervorming door Josiawordt hier niet als een terugkeer naar oude waarden
beschreven, maar als een breuk met het heidendom om een sterke staatsstructuur
te bevorderen. Het wetboek zou niet zijn teruggevonden, maar geschreven om dit
doel te bevorderen.
Joden naar Egypte, p. 170-173
In
Egypte, Dafne, leefde al een Joodse gemeenschap die hier naartoe was gevlucht,
omdat zij de oude verering van Yahweh, Asjera en Anath wilde voortzetten. Na de
verwoesting van Jeruzalem (586 v. Chr.) voegt zich een groep vluchtelingen met
Jeremia als gevangene bij hen. In 398 v. Chr. Leefden zij hier nog. Philo was
een afstammeling van een oud priestergeslacht uit Dafne.
7. Egyptische mysteries in de Ecclesia Romana, p. 174-191
De
inwijding van catechumenen tijdens de Paasnacht is een afspiegeling van de
inwijding in de Osirisreligie ( water, zalving met olie en heilige maaltijd).
Het sobere karakter van beide inwijdingen komt niet overeen met de Dionysos-,
Mythras- en Isisriten. Ook aspecten als brood en wijn (in Egypte bier) en het
consumeren van vlees en bloed (symbolisch!) van de godmens stemmen overeen. Een
verschil is dat de Egyptische religie priesterlijk elitair was en dat de
christelijke religie voor iedereen open stond.
Het ‘geheim evangelie’ van Marcus, p. 179-184
In 1958
ontdekt Morton Smith een fragment, gekopieerd, van een geheim evangelie van
Marcus. Het was volgens latere onderzoekers bestemd voor catechumenen. Het
betreft de opwekking van Lazarus.
De opwekking van Lazarus, p. 184-186
Ook in
dit evangelie komt de opwekking van Lazarus voor. VdB belicht verschillen
tussen deze versie en die van Johannes.
Een Osiriaans inwijdingsritueel, p. 186-190
Het
verhaal van Lazarus is verteld in de Alexandrijnse allegorische traditie. Het
is een mysterie dat gespeeld werd. Dit
mysteriespel staat in de Osiristraditie. Osiris + Asar (Eg.) ˃ El-Asar (Hebr.)
˃ Lazarus-Anoe of Ani(Eg.) ˃ Bethanië (Hebr.). Anu wacht Horus op ∞ Jezus wekt
Lazarus op.
Osiris:
twee zusters: Isis en Nephtys ∞ Lazarus: twee zuster: Maria en Marta
Nephtys
wordt afgebeeld met een huis op het hoofd: godin van de haard ∞ Maria verzorgt
het huis
Eg.
‘merty’ (tweevoud van ‘mery’) ∞ mertae (Lat.) ∞ Marta
Horus,
zoon van god Osiris, wekt Osiris op ∞ Jezus, zoon van God, wekt Lazarus op
De dood
van beiden wordt slaap genoemd. Beiden worden van hun wikkels ontdaan. Beiden
verblijven vier dagen in het graf.
Maria Magdalena, p. 190-191
Volgens
VdB was Maria Magdalena, mystiek gezien, de geliefde van Jezus. De scène in de
hof (Joh. 20,13-18, WK) weerspiegelt het verhaal van Isis en de opwekking van
Osiris. De tuinman bewerkt de tuin, d.i. het vrouwelijk lichaam. Het jonge
christendom heeft waarschijnlijk onbewust de Egyptische rituelen in zijn
rituelen en verhalen verwerkt.
8. Het jonge christendom in Alexandrië, p. 209
Inleiding, p. 192-193
In de
diaspora leefden Joden minder rigoureus volgens de Mozaïsche voorschriften. Zo
ook de eerste Joodse christenen.
Joden in Alexandrië, p. 193-195
Joden in
de diaspora, met name die in Alexandrië, helleniseerden in hoge mate.
De eerste Joodse pogrom in de geschiedenis, p. 195-200
Tegenstellingen
tussen Grieken en Romeinen leiden tot een pogrom in 38 n. Chr. , waarbij
duizenden Joden worden vermoord. Uiteindelijk heeft Alexandrië vrijwel geen
Joodse burgers meer. Ook christenen lijden hieronder, maar geleidelijk kiezen
zij voor een eigen positie.
Eerste christenen in Alexandrië. P. 200-204
De
christelijke gemeenschap in Alexandrië kende een breed spectrum van
opvattingen, waarbinnen vrijheid van denken bestond. Hier moeten veel
gnostische denkers actief zijn geweest. Bisschop Demetrios (189-231) maakt hier
een einde aan en voegt zich in de hiërarchische structuur van Rome. Origenes,
een van de belangrijkste denkers binnen de beroemde catechetische school,
verlaat de stad. Het concilie van Chalcedon plaatst de Koptische kerk met alle
gnostische stromingen buiten de kerk van Rome.
Eén indirecte, vroege getuige: Apollos, p. 204-206
Uit het
feit dat iemand als Apollos door de christenen in Alexandrië in + 50 als
missionaris werd uitgezonden, blijkt dat er toen al een stevige christelijke
infrastructuur moet hebben bestaan.
Joden die Abraxas en christenen die Serapis vereerden, p. 206-209
De
religies in Alexandrië vertoonden een sterk syncretistische inslag, getuige
deze titel.
9. Vier christelijke sporen in het Nijldal, p.210-241
Inleiding, p. 210-213
VdB
gebruikt de evolutiegedachte met betrekking tot de vinkensoorten op de
Galapagoseilanden in de beschrijving van de sterk gedifferentieerde
christelijke religie in het Nijldal. Het concilie van Nicea veegde dit van de
kaart.
Seth-Christus aan het kruis, p. 214-218
Een
afbeelding van Christus aan een T-vormig kruis
zou veel aannemelijker Seth kunnen voorstellen, gezien de ezelskop, de
aanbidding met een handkus en de Y-vorm ernaast.. bovendien werden er in de
tijd van ontstaan nog geen afbeeldingen van Christus gemaakt. De naam Seth is
ook die van de zoon van Adam. In de gnostiek vallen nu de Egyptische god, de
zoon van Adam en Jezus samen.
1.
Seth
en Jezus zijn gekruisigd.
2.
Seth
en Jezus werden in de zij gestoken. Daarmee vloeit dan de hellenistische god
Abraxas weer samen. In de Koptische kerk leeft dit nog lang voort. In die
traditie komt Seth ook weer voor als St. Joris, de drakendoder.
Seth-Joris en de draak, p.222-226
Elke
ochtend moet de zonnegod Ra, geholpen door Seth, zijn opkomst uit de zee
bevechten op de reuzenslang Apopis, de verpersoonlijking van het kwaad. Dit
archetype evolueert geleidelijk naar St. Joris, de drakendoder.
De rijke vrek en de arme Lazarus, p. 226-232
TvdB vat
zelf samen: “… het is een Egyptisch sprookje (waarin naast eeuwenoude
Egyptische ook hellenistische motieven verweven zijn), door Alexandrijnse Joden
in het koine-Grieks vertaald. Daar werd het weer in allerlei Aramese versies
bewerkt en een van die versies kan de historische Jezus ter ore zijn gekomen.
In ieder geval heeft de evangelist, het hem in de mond gelegd”.
Het feest van de maagd die een kind baarde, p. 232-241
De
Egyptenaren vierden op 24/25 december het feest van de geboorte van de zonnegod
Ra, (Gr. Helios). Op 5/6 januari vierde men in Alexandrië het feest van de
geboorte van Aïon (= eeuwigheid of wereldtijdperk) uit Kore (=maagd). Het kruis
als symbool is geënt op het anchteken ( anch = leven). De verschillende
aspecten van Epifanie, het verschijnen van Jezus als Licht de wereld, de doop
in de Jordaan en het veranderen van water in wijn (iets later) zijn alle terug
te brengen tot de viering van de geboorte van Osiris op 6 januari.
10. Een vrouw verscheen aan de hemel, p. 242- 263
Een zegetocht zonder weerga, p. 242-245
Nadat
Egypte door een reeks volkeren overheerst wordt, wint de Isis-Osirisreligie
overweldigend terrein. Overal in het Romeinse rijk staan Isistempels.
Una quae est omnia ‘[Gij (de Ene) die alles zijt], p. 244-248
Isis
verenigt alle Egyptische en andere godinnen in zich, wat blijkt uit de roman Metamorphosen van Apuleius, waarin
Lucius haar aanbindt in bewoordingen die gedeeltelijk ook Maria hadden kunnen
aanduiden, zoals ‘Stella Maris’. Heeft ook Paulus haar vereerd (Hand. 18,18)?
‘Ik ben Die was, Die is en Die zijn zal’, p. 248-250
Gerard
Reve besefte heel goed de voortzetting van Isis door Maria. Zijn verering ging
van haar, de maan, over op Maria.
‘Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw’, p.
250-254
VdB
verklaart de symboliek van de vrouw uit Op. 11. het beeld van deze vrouw staat
voor Maria.
De verschijning van de grote moedergodin, p. 255-257
De vrouw aan de hemel is de moedergodin. De
draak die dit kind belaagt, is Seth, die het kind van Isis bedreigt, Osiris is
de verwekker. Zo blijkt dit Bijbelgedeelte Egyptisch-heidens te zijn, wat
Quispel ook al betoogd heeft. Hij zag in dit drietal, Osiris, Isis en het kind,
een grondvorm van de Triniteit, waarin Isis, de zonnevrouw, de Heilige Geest
is.
Openbaring 12, een Egyptische mythe, p. 257-262
TvdB
baseert zich op een onderzoek van prof. Van Henten (UVA). De draak wordt
herleid tot Tyfoon, een Grieks-Romeins god, die met Seth is samengesmolten.
Seth achtervolgt Isis en haar kind. In zeven opzichten lopen de verhalen
parallel. De twaalf sterren zijn een
astrologisch-Egyptisch motief. De adelaarsvleugels van de vrouw verwijzen naar
de gevleugelde Isis. De Grieken vermengden hun godenleer met de Egyptische.
Toch verschillen de Griekse en de Egyptische mythe op een aantal punten.
‘Het komt de bruid toe in de hemelse vertrekken te wonen.’, p.263
Het dogma
van Maria-ten-hemel-opneming, door Pius XII in 1950 afgekondigd, geeft Maria de
plaats die haar toekomt, Isis is weer aan de hemel verschenen, Sofia is met de
godheid herenigd.
Nawoord, p. 265-269
‘Het christendom, in
haar algemene zuiverheid, werd de exoterische uitdrukking van de esoterische
doctrines van de poëzie en wijsheid van de oudheid.’
(Shelley)
“Twee
jaar voor zijn dood leest Augustinus (354-430) al zijn werk nog eens in
chronologische volgorde door. Hij merkt daarbij regelmatig op dat hij bepaalde
dingenn anders had moeten schrijven. Hij werkt ze om, corrigeert passages en
voegt nieuwe ideeën toe. Deze aantekeningen groeien uit tot een boek: Retractationes. Het is een goudmijn
geworden. Een van zijn meest fameuze ‘herzieningen’ staat in paragraaf 12 vab
deel I.
‘Wanr de
zaak zelf die nu “christelijke religie” heet, bestond reeds bij de Ouden en is
er sinds het begin van het menselijk geslacht geweest. Totdat Christus zelf in
het vlees kwam. Toen begon men de ware religie, die reeds bestond,
“christelijk” te noemen.’
Ik weet
nog heel goed dat ik enigszins perplex was toen ik, alweer jaren geleden, dit
citaat voor het eerst las. Hij raakt volgens mij de kern van de thematiek van
mijn boek.
De
christenen vonden niet zozeer nieuwe beelden en symbolen uit, maar wisten hun
boodschap te structureren op basis van de reeds universeel aanwezige
archetypen. Het geheim van hun kerstening was dat de boodschap zó gepresenteerd
werd, dat de andersdenkende die als een afspiegeling zag van wat er in zijn
eigen ziel plaatsvond. De materia van
de christelijke leer is oeroud, het format
is jong en eigentijds.
‘Het
bestond reeds bij de Ouden!’ In dit boek zijn wij één van die ‘Ouden’
tegengekomen, de Oude Egyptenaar. We hebben vastgesteld dat tal van ‘genoemde’
christelijke waarheden in feite al duizenden jaren bestonden in het Nijldal:
goddelijk zoonschap, incarnatie, theogamie, maagdelijke geboorte, goddelijke
drie-een-heid, verrijzenis uit de dood, verblijf in de onderwereld,
onsterfelijke ziel, mysterie-inwijding, rituele wassing, heilige maaltijd,
geboortefeesten, paasfeesten, moedergodin.
Wie heeft zich niet eens afgevraagd hoe het
mogelijk is geweest dat een nietige joodse groepering (want zo moeten
buitenstaanders het vroege christendom toch gezien hebben) in staat bleek te zijn
om metterdaad een hele cultuur, die toch reeds op allerlei wijzen religieus van
aard was, ten diepste aan te spreken? Wat kon heidenen als heidenen zo aantrekken in dit geloof dat zij in enkele eeuwen
haast massaal daartoe overgingen? Dat kwam onder meer omdat het typisch eigene
van deze religie zo moeilijk te zien was. Het ontleende namelijk op een haast
ongegeneerde wijze haar voornaamste opvattingen aan de haar omringende cultuur.
De grote kracht van het christendom bleek juist te liggen in het kunnen
aanwenden van vreemd erfgoed. Sommige onderzoekers spreken in dit verband over
de bekering van het christendom en
niet zozeer tot het christendom.
Het
christendom ging uitgesproken syncretistisch te werk. Haar eigen karakter
bestond erin dat zij de universele, religieuze aanspraken van de Ouden
centraliseerde rond een historische persoon, Jezus van Nazaret, een unieke
verschijning in de wereldgeschiedenis. De uitstraling van zijn persoonlijkheid
was van dien aard dat hij uitgroeide tot een mythe.
We hebben
ook gezien dat de relatief grote weerklank die de christelijke boodschap over
de hele wereld heeft genoten, sterk samenhing met het feit dat juist de
hellenistische cultuur zelf uitermate syncretistisch en universalistisch van
aard was. Het politiek-culturele unificatieproces dat onder Alexander de Grote
begon, en dat zijn centrum had in Alexandrië, kent zijn weerga niet in de
wereldgeschiedenis. Exclusieve en particularistische levensbeschouwelijke
standpunten werden daarin in principe en dikwijls ook in feite overwonnen.
Etnische restricties brokkelden af. In deze cultuur is het christendom tot
stand gekomen en het werd er fundamenteel door gekenmerkt.
We hebben
verder gezien dat dit christendom sterke joodse wortels had. Het was een
jodendom dat van die hellenistische, vrijzinnige geest vervuld was. Het stond
op gespannen voet met het monotheïstische, ritueel strikte jodendom in
Jeruzalem en was met name te vinden in de diaspora. In de tweede eeuw is het
uit de geschiedenis verdwenen, maar in de eeuwen rond het begin van onze
jaartelling was het zeer krachtig. In de filosofie van dit jodendom hadden ook
Oud-Egyptische symbolen een plaats, zoals een drie-ene god en een maagdelijk
moederschap. Dit joodse type christendom was buitengewoon universeel van aard.
‘In Christus’ is, volgens de auteur van de brief aan de Kolossenzen, ‘geen
sprake’ meer van Grieken of Joden, besnedenen of onbesnedenen, barbaren,
Skyten, slaven of vrijen’ (Kol. 3,11).
De
godsdienstfenomenologen leerden ons op wat viir wijze de eerste christenen in
hun levensbeschouwing aansloten bij de mythen en symbolen van de Oude
Egyptenaren, hoe een dergelijk symboliseringsproces in zijn werk ging. Het is
niet zo, stellen zij, dat wij beelden ontlenen,
aan andere culturen, maar dat die beelden zelf ons bewust drijven. Een beeld, elk beeld, is van binnen uit gericht op de
vervulling van zijn zin. Afdalen in het water van het Osireion in Abydos of in
het baptisterium in Rome beantwoordt aan een identiek, onbewust verlangen,
namelijk dat van ingewijd (willen) worden. Dat is inherent aan de symboliek van
de wijze waarop ‘water’ in onze verbeelding bestaat. Op dit (onbewuste) vlak vond de kerstening plaats. We moeten
eigenlijk zeggen: vond de verheidensing plaats. Want kerstening veronderstelt
verheidensing. Mirce Eliade, de grote godsdienstfenomenoloog, schrijft:
‘Doordat
het christendom de grote beelden en symboliseringen van de mens der
natuurgodsdiensten overnam, heeft het tevens hun krachten en inwerkingen op de
diepst lagen van de psyche meegekregen. Ook al is de mythische en archetypische
dimensie voortaan ondergeschikt aan een andere (dat wil zeggen de
christelijke), toch is zij daar niet minder werkelijk om geworden. (…) Dat
Christus en de kerk zich hebben aangesloten bij de grote oerbeelden – zoals de
zon, de maan, het hout, het water, de zee enzovoort – betekent dat de
affectieve krachten, die daarmee worden aangeduid, “geëvangeliseerd” zijn.
De
affectieve krachten van de heidenen werden geraakt door de gekerstende mythes van Isis, Osiris en Seth, door de gekerstende rituelen van de ‘goede week
‘van Abydos, door de gekerstende
rituele maaltijden en wassingen in de Egyptische tempels, door de gekerstende Sint-Joris en zijn draak.
De meest
vernieuwende renovatie van het christendom was volgens Eliade echter dat het de
historie zelf heeft geheiligd. Het heeft laten zien dat het heilige, de Heilige
zich geïncarneerd heeft en van de
Olympus is afgedaald. Er heeft een hiërofanie van de geschiedenis
plaatsgevonden.
Maar
juist in deze studie hebben wij gezien – en daarom mag er een kanttekening
geplaatst worden bij de opvatting van Eliade – dat het heilige in het
christendom niet zozeer van de Olympus is afgedaals als wel uit het Nijldal is
opgeklommen! Waar het al duizenden jaren een beleefde werkelijkheid was.
Van
Tertullianus is de beroemde uitspraak: ‘de menselijke ziel is van nature
christelijk’ (anima humana naturaliter
christiana). Diepzinnig, zeker, maar Augustinus draait die om: ‘de
christelijke ziel is van nature menselijk’ (anima
christiana naturaliter humana). Deze visie speelt door alles heen in dit
boek, maar wat bovendien in dit boek duidelijk is geworden, is de overtuiging
dat, cultureel gezien, deze
christelijke ziel van Egyptische makelij is. Anima christiana culturaliter egyptiaca!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten