woensdag 3 december 2014



Dr. C. van der Kooi en dr. G. van den Brink, Brandpunten in de verkondiging
De vraag waar de verkondiging in deze tijd op aan komt en waar de kerk voor staat, is de aanleiding tot het schrijven van dit document in opdracht van de PKN, die hiervoor twee theologen van de VU verzocht dit te schrijven. De term ‘brandpunten’ gebruiken zij om aan te geven waar het in de verkondiging op aankomt. Het zijn er vier, waarvan ‘Schepping en eerbied’ het eerst vormt.
De auteurs stellen dat de kerk tegenover het naturalisme, “de opvatting dat al het bestaande uit natuurlijke oorzaken verklaard moet worden”, de eigen verkondiging moet plaatsen. Dat zit me al dwars, want de twintig eeuwen oude verkondiging van de kerk hoeft toch niet als tegenbeweging van het veel jongere naturalisme te worden opgevat? De auteurs verzetten zich fel tegen mensen die menen dat zij God in de vingers hebben, zoals ik bij een aantal theologen ervaar. Steeds weer verzetten zij zich tegen opvattingen, zoals dat God niet almachtig zou kunnen zijn gezien het vele kwaad in de wereld. Waarom geen positieve boodschap?  Geloven is toch meer dan een tegenactie op grond van een subjectieve angst! De keus voor een persoonlijke God vind ik aanvechtbaar, als God als persoon in onze geschapen werkelijkheid zou figureren, zou Hij mede zichzelf hebben geschapen. Het slot van de paragraaf met o.a. de stelling dat de kerk God in de concreetheid van Vader, Zoon en Geest belijdt, is voor mij te makkelijk gezegd. Je zou  op z’n minst dan de vraag kunnen stellen hoe we nu die DrieĆ«enheid zouden kunnen interpreteren. Het hele geschrift gaat voor mijn gevoel veel te veel uit van zekerheden in plaats van die in de context van onze tijd kritisch te bevragen.
Over de tweede paragraaf over kwaad en hoop wil ik kort zijn. Enerzijds verkondigen de auteurs dat we God niet aansprakelijk kunnen stellen voor het kwaad in de wereld, maar anderzijds stellen zij dat God wel grenzen aan het kwaad stelt. Dan wil ik toch opmerken dat Auschwitz en andere door mensen aangerichte rampen toch wel buiten die grens vallen. Daarmee laten de auteurs mij zitten.
In de derde paragraaf verdedigen de auteurs het censura morum voor het Avondmaal, zeg maar het gewetensonderzoek of je wel mag deelnemen en de doop door onderdompeling. Daarbij vergeten zij dat de oude kerk volwassenen doopte, waarbij de onderdompeling geen bezwaar was. Bij ons worden kinderen gedoopt en ik zou mijn (klein)kinderen voor geen geld aan onderdompeling willen blootstellen. Dan moeten we ook maar terug naar de volwassenendoop. De auteurs hebben blijkbaar geen enkel gevoel voor de symboliek van die paar druppels water. De vierde paragraaf laat ik nu maar buiten beschouwing.
Dit document vol dogmatische taal kan mij niet overtuigen en laat mij argwanend achter. De Formulieren van Enigheid worden vertaald in hedendaagse bewoordingen, maar van een actualisering ervan voor mensen in de 21e eeuw is geen sprake. Dat het moderamen van de Generale Synode dit voorlegde aan de synodevergadering houdt een poging in om terug te keren naar een kerk waarin de orthodox-gereformeerde leer centraal staat, een kerk die dan geen ruimte meer zou bieden aan vele nuances van de kerkelijke verkondiging, zoals de oude Hervormde kerk dit deed. Gelukkig heeft de synode dit geschrift vooralsnog afgewezen. Persoonlijk zou ik me in de kerk, die het moderamen blijkbaar voor ogen staat, niet meer thuis voelen. Voor velen in onze tijd is dogmatiek niet meer doorslaggevend, maar spelen spiritualiteit, beleving en ervaring ook een grote rol. De auteurs en het moderamen hebben hier blijkbaar geen begrip voor.
Wim Kleisen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten