Gerard Bodifiee, Nu is de tijd. Over tijdelijkheid en
eeuwigheid. Uitgeverij Davidsfonds, Leuven 2012
Het klinkt misschien niet zo aanlokkelijk als ik begin met
te zeggen dat dit een moeilijk boek is. Toch wil ik er over schrijven, omdat
het ook een rijk boek is. Er is al veel meer over het begrip tijd geschreven,
Joke Hermsen schreef er bijvoorbeeld ook een mooi boek over, maar dit is toch
wel uitzonderlijk.
Het boek kun je in vier afdelingen onderscheiden, al doet de
auteur dit niet. In de Inleiding gaat de auteur zelf op de opbouw van de
hoofdstukken in en noemt hij al het thema van het boek: tijd als ervaring van
de onvolkomenheid van het bestaan. In het eerste hoofdstuk schrijft hij over
tijd als beweging van het bestaan, een beweging waarin wij worden
meegesleurd. Ons nu, waarin wij leven,
verschuift onophoudelijk naar een toekomst en laat steeds meer verleden achter
zich. Dit is niet terug te draaien. Dit is een mysterieus en beklemmend
gebeuren.
Daarna begint het volgens mij tweede gedeelte, waarin de
auteur het denken van voornamelijk Griekse filosofen over tijd weergeeft. Zij
beschouwden de kosmos als een orde. (Onze
beschaving heeft dit overgenomen, tot er
in de vijftiende eeuw een kentering kwam. Naarmate er meer bekend werd over het
heelal verdween het besef van orde in de kosmos. Pascal schreef toen in een
beroemde gedachte dat de onmetelijkheid van het heelal hem beangstigde. Dit
kwam, doordat het besef van orde verdwenen was. WK) Maar de kosmos schenkt
de onderzoeker toch een besef van schoonheid, al is er van volmaaktheid geen
sprake. Onze zintuigen zijn een
onvoldoende middel om de werkelijkheid om ons heen goed te beschouwen, ook al
is de ratio een goede gids.
Daarmee komt ook het begrip waarheid aan de orde en Bodifiee
laat een aantal Griekse filosofen de revue passeren, die allen over tijd, zijn
en niet-zijn, bestaan en vergaan hebben nagedacht. Ik kan dit niet weergeven
omwille van de lengte van dit stuk, maar ik wil u een juweeltje niet onthouden:
“Met de verwijzing van het tijdloze ‘nu’ dat alle zijnden
omvat (regel 5 van fragment 8: ‘Het was
niet ooit en zal ook niet ooit zijn, want het is nu in zijn geheel bijeen’)
expliciteert Parmenides het volkomen bestaan dat ‘eeuwigheid’ genoemd kan
worden. De eeuwigheid is een permanent ‘nu’ waarin alles tegelijk en volledig
tegenwoordig is. Zo begrepen, is de
eeuwigheid zeker geen oneindige langdurigheid, maar integendeel de volkomen
tijdloosheid. Wat eeuwig en waarachtig bestaat, ‘wordt niet en zal niet zijn’,
het ontstaat niet en vergaat niet, het plant zich niet voort in de tijd, maar
is blijvend aanwezig in een allesomvattend heden.” (p.62)
Ik laat dit deel verder voor wat het is. Het is bij
aandachtige lezing goed te volgen en verrijkte mijn inzicht en begrip. In een
volgend deel komen wis- en natuurkundigen aan bod over het begrip relativiteit.
Begrijpelijk krijgt Einstein hier de meeste aandacht. De auteur verzekert ons
dat dit deel met diagrammen begrijpelijk wordt gemaakt voor wie secundair (we
lezen het boek van een belg), bij ons dus voortgezet, onderwijs heeft gevolgd.
Ik betwijfel dat toch, gezien mijn eigen moeite met het volgen van dit betoog,
maar de hoofdlijnen over relativiteit en onomkeerbaarheid zijn toch goed te
begrijpen.
In het laatste deel volgt de auteur zijn eigen
gedachtengang. Hij behandelt
achtereenvolgens zijn begrippen infernum (“het totaal niet-zijn, het niets
zelf, of wat tot het niets te herleiden valt”), habitus (“de heersende toestand
van de wereld, in haar heterogene, partiële staat van realisatie”), conatus
(“het strevende bestaan dat gekenmerkt is door een expliciet en effectief
verlangen naar een uitbreiding en vervolmaking van het bestaan”) en pleroma
(“de volheid van het onbegrensde, volkomen bestaan”). Hij schetst dus de
ontwikkeling naar deze volkomenheid, waarin het nu verleden en toekomst zal
omvatten, de hierboven omschreven eeuwigheid. Hij vindt hier steun bij o.a.
Teilhard de Chardin, een nu wat vergeten Franse denker uit het eerste deel van
de vorige eeuw.
Toch is juist dit deel voor mij wel speculatief. Hoewel God
hier ter sprake komt, kun je dit pleroma opvatten als een seculiere
heilsverwachting, een seculiere voleinding. In de christelijke theologie kennen
we de komst van het Koninkrijk, de terugkomst van Jezus als messias, de
voleinding. Maar dit pleroma van Bodifiee ligt naar zijn eigen verwachting nog
miljoenen jaren voor ons. Paulus verwachtte de terugkomst van Jezus
aanvankelijk nog in zijn dagen, maar later dacht hij daar anders over. In de
theologie spreekt men van een uitgestelde voleinding, maar de nuchtere
Nederlander zegt dan: “Van uitstel komt afstel”. In mijn jonge jaren zong Bob Dylan Blowing in the wind, een van mijn
lijfliederen. In de laatste strofe zingt hij:
“Yes, how many times must a man look up
Before he can see the sky ?
Yes, how many ears must one man have
Before he can hear people cry ?
Yes, how many deaths will it take till he knows
That too many people have died ?”
Before he can see the sky ?
Yes, how many ears must one man have
Before he can hear people cry ?
Yes, how many deaths will it take till he knows
That too many people have died ?”
Hij geeft zelf het antwoord:
“The answer my friend is blowin' in the wind
The answer is blowin' in the wind.”
The answer is blowin' in the wind.”
Áls die tijd ooit zal komen, hoeveel leed zullen mensen
elkaar daarvoor dan nog berokkenen, hoeveel lijden zullen mensen dan – vaak
door toedoen van medemensen- moeten ondergaan? Ik krijg eerder een gevoel van
vergeefsheid dan van hoopvolle verwachting. Maar een mooi boek is het!
Wim Kleisen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten