woensdag 3 april 2013



Gerard Bodifiee, Nu is de tijd. Over tijdelijkheid en eeuwigheid. Uitgeverij Davidsfonds, Leuven 2012

Het klinkt misschien niet zo aanlokkelijk als ik begin met te zeggen dat dit een moeilijk boek is. Toch wil ik er over schrijven, omdat het ook een rijk boek is. Er is al veel meer over het begrip tijd geschreven, Joke Hermsen schreef er bijvoorbeeld ook een mooi boek over, maar dit is toch wel uitzonderlijk.
Het boek kun je in vier afdelingen onderscheiden, al doet de auteur dit niet. In de Inleiding gaat de auteur zelf op de opbouw van de hoofdstukken in en noemt hij al het thema van het boek: tijd als ervaring van de onvolkomenheid van het bestaan. In het eerste hoofdstuk schrijft hij over tijd als beweging van het bestaan, een beweging waarin wij worden meegesleurd.  Ons nu, waarin wij leven, verschuift onophoudelijk naar een toekomst en laat steeds meer verleden achter zich. Dit is niet terug te draaien. Dit is een mysterieus en beklemmend gebeuren.
Daarna begint het volgens mij tweede gedeelte, waarin de auteur het denken van voornamelijk Griekse filosofen over tijd weergeeft. Zij beschouwden de kosmos als een orde. (Onze beschaving heeft  dit overgenomen, tot er in de vijftiende eeuw een kentering kwam. Naarmate er meer bekend werd over het heelal verdween het besef van orde in de kosmos. Pascal schreef toen in een beroemde gedachte dat de onmetelijkheid van het heelal hem beangstigde. Dit kwam, doordat het besef van orde verdwenen was. WK) Maar de kosmos schenkt de onderzoeker toch een besef van schoonheid, al is er van volmaaktheid geen sprake.  Onze zintuigen zijn een onvoldoende middel om de werkelijkheid om ons heen goed te beschouwen, ook al is de ratio een goede gids.
Daarmee komt ook het begrip waarheid aan de orde en Bodifiee laat een aantal Griekse filosofen de revue passeren, die allen over tijd, zijn en niet-zijn, bestaan en vergaan hebben nagedacht. Ik kan dit niet weergeven omwille van de lengte van dit stuk, maar ik wil u een juweeltje niet onthouden:
“Met de verwijzing van het tijdloze ‘nu’ dat alle zijnden omvat (regel 5 van fragment 8: ‘Het was niet ooit en zal ook niet ooit zijn, want het is nu in zijn geheel bijeen’) expliciteert Parmenides het volkomen bestaan dat ‘eeuwigheid’ genoemd kan worden. De eeuwigheid is een permanent ‘nu’ waarin alles tegelijk en volledig tegenwoordig is.  Zo begrepen, is de eeuwigheid zeker geen oneindige langdurigheid, maar integendeel de volkomen tijdloosheid. Wat eeuwig en waarachtig bestaat, ‘wordt niet en zal niet zijn’, het ontstaat niet en vergaat niet, het plant zich niet voort in de tijd, maar is blijvend aanwezig in een allesomvattend heden.” (p.62)
Ik laat dit deel verder voor wat het is. Het is bij aandachtige lezing goed te volgen en verrijkte mijn inzicht en begrip. In een volgend deel komen wis- en natuurkundigen aan bod over het begrip relativiteit. Begrijpelijk krijgt Einstein hier de meeste aandacht. De auteur verzekert ons dat dit deel met diagrammen begrijpelijk wordt gemaakt voor wie secundair (we lezen het boek van een belg), bij ons dus voortgezet, onderwijs heeft gevolgd. Ik betwijfel dat toch, gezien mijn eigen moeite met het volgen van dit betoog, maar de hoofdlijnen over relativiteit en onomkeerbaarheid zijn toch goed te begrijpen.
In het laatste deel volgt de auteur zijn eigen gedachtengang.  Hij behandelt achtereenvolgens zijn begrippen infernum (“het totaal niet-zijn, het niets zelf, of wat tot het niets te herleiden valt”), habitus (“de heersende toestand van de wereld, in haar heterogene, partiële staat van realisatie”), conatus (“het strevende bestaan dat gekenmerkt is door een expliciet en effectief verlangen naar een uitbreiding en vervolmaking van het bestaan”) en pleroma (“de volheid van het onbegrensde, volkomen bestaan”). Hij schetst dus de ontwikkeling naar deze volkomenheid, waarin het nu verleden en toekomst zal omvatten, de hierboven omschreven eeuwigheid. Hij vindt hier steun bij o.a. Teilhard de Chardin, een nu wat vergeten Franse denker uit het eerste deel van de vorige eeuw.
Toch is juist dit deel voor mij wel speculatief. Hoewel God hier ter sprake komt, kun je dit pleroma opvatten als een seculiere heilsverwachting, een seculiere voleinding. In de christelijke theologie kennen we de komst van het Koninkrijk, de terugkomst van Jezus als messias, de voleinding. Maar dit pleroma van Bodifiee ligt naar zijn eigen verwachting nog miljoenen jaren voor ons. Paulus verwachtte de terugkomst van Jezus aanvankelijk nog in zijn dagen, maar later dacht hij daar anders over. In de theologie spreekt men van een uitgestelde voleinding, maar de nuchtere Nederlander zegt dan: “Van uitstel komt afstel”.  In mijn jonge jaren zong Bob Dylan Blowing in the wind, een van mijn lijfliederen. In de laatste strofe zingt hij:
“Yes, how many times must a man look up
Before he can see the sky ?
Yes, how many ears must one man have
Before he can hear people cry ?
Yes, how many deaths will it take till he knows
That too many people have died ?”
Hij geeft zelf het antwoord:
“The answer my friend is blowin' in the wind
The answer is blowin' in the wind.”
Áls die tijd ooit zal komen, hoeveel leed zullen mensen elkaar daarvoor dan nog berokkenen, hoeveel lijden zullen mensen dan – vaak door toedoen van medemensen- moeten ondergaan? Ik krijg eerder een gevoel van vergeefsheid dan van hoopvolle verwachting. Maar een mooi boek is het!
Wim Kleisen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten