donderdag 28 november 2013



Mijn blogs:


Franz Rosenzweig, Stern der Erlösung: http://rosenzweigstern.blogspot.nl/

Besproken boeken:
Guus Kuijer, De Bijbel voor ongelovigen
Gerard Bodifiee, Nu is de tijd. Over tijdelijkheid en eeuwigheid. Uitgeverij Davidsfonds, Leuven 2012
Bernard Wasserstein, Aan de vooravond.  Nieuw Amsterdam, € 44,95
Dr. Tjeu van den Berk, Mystagogie. Inwijding in het symbolisch bewustzijn.  Meinema, 5e druk, 2007
Herman M. van Praag, God en Psyche. De redelijkheid van het geloven. Visies van een jood. Boom, Amsterdam, 2008
Theo de Boer & Ger Groot, Religie zonder God. Een dialoog. Uitgeverij Sjibbolet, Amsterdam, 2013
Herman M. van Praag, God en Psyche. De redelijkheid van het geloven. Visies van een jood. Boom, Amsterdam, 2008
Dekker, Willem Maarten, Provocatie. Over de zin van God en geloof
Uitg. Groen, € 14,95
Tjarko Evenboer, De wereldwijde vloed. Uitg. Gideon, Hoornaar. € 19,95

Doreen Hazel, Kettingdragers. Narratio, 2013
Dekker, Willem Maarten, Provocatie. Over de zin van God en geloof
Uitg. Groen, € 14,95
Dr. W. Barnard, Eredienstvaardigheid. Prof. dr. G. van der Leeuw-stichting, Amsterdam 1972
Het nieuwe Liedboek, bv Liedboek, 2013
Sam Harris, The End of Faith
Rudolf Boon,  Ons cultureel draagvlak
Mok, Daniël, Rudolf Otto. Het kwetsbare leven. Abraxas, Amsterdam, € 12,50
Kruyswijk, Hittjo, Baas in eigen Boek? Evolutietheorie en Schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dissertatie
Sören Kierkegaard, Vrees en beven.
Koert van der Velde, Flirten met God. Religiositeit zonder geloof. Ten Have, 2011
Het Nieuwe Liedboek andermaal
Bloeme Evers-Emden, Als een pluisje in de wind. Uitgeverij Van Praag, Amsterdam, € 19,95
Carel ter Linden, Wat doe ik hier in Godsnaam? Een zoektocht. De Arbeiderspers, 2013
M. Baigent & R. Leigh, De tempel en de loge. Tirion Uitgevers, Baarn, 2007
Francis Chan met Preston Sprinkle, Bestaat de hel?
Jan Nieuwenhuis, De ziener
Jacques van de Baan, Serpent. Den Hertog, Houten. € 19,95

Jacques van de Baan, Serpent. Den Hertog, Houten. € 19,95

Heel lang geleden hadden we een serie boeken van uitgeverij Kok, de VCL-serie, waarop je je kon abonneren. Je zag ze in heel wat christelijke gezinnen in de boekenkast staan, al of niet achter glazen ruitjes. Een van die boeken was een politieroman van Bé Nijenhuis, Dossier 333, overigens niet zijn enige boek. Inspecteur Raynoldi en zijn arrestante was een later boek van hem. Volgens mij zijn er sindsdien geen christelijke thrillers in Nederland verschenen. Nijenhuis bleef een unicum. Dat wil niet zeggen dat er geen christelijke thrillers meer geschreven worden. In de VS heeft de secularisatie veel minder ingrijpend dan bij ons toegeslagen. Daar treffen we dan ook het verschijnsel christelijke thriller nog steeds aan. Spottend spreekt men wel eens van ‘relithriller’.
Ik noem er een paar. Ted Dekker, van Nederlandse afkomst, schreef De hemelbestormer, een vreselijk boek met een niet onaardig gegeven. De hoofdpersoon heeft een digitaal systeem voor de bank, waar hij werkt, ontwikkeld en zal als bonus voor de kostenbesparing twintig miljoen dollar ontvangen. Maar op de dag van de presentatie moet hij onverwacht naar zijn stervende vrouw en zijn twee superieuren presenteren het programma als hun programma en incasseren de bonus. De hoofdpersoon laat het er niet bij zitten en ontvreemdt het bedrag van de bonus via hetzelfde programma. Zijn schoonmoeder gaat op Gods bevel dagelijks acht uur lopen – de Vierdaagse zou voor haar een peulenschilletje zijn - en bidden als gevolg waarvan de hoofdpersoon bekeerd wordt. Ik kan het u niet aanbevelen, maar latere boeken vertonen meer kwaliteit. Er zijn er ook betere geschreven, ik noem u namen als Kathy Herman, Nancy Rue en Mindy Starns Clarke (Echo’s van de Titanic, echt een aardig boek).Maar nu is er weer een thriller van Nederlandse bodem verschenen bij een reformatorische uitgeverij. Je zou dan ook een boek uit die hoek verwachten, maar nee. Allereerst: het is een boeiend boek over wat met een vakterm ‘serial murder’ noemt, een seriemoordenaar dus.
Deze thriller heeft niet de klassieke opzet van een serial murder. Het lijkt er wel op, want er wordt een reeks vrouwen ontvoerd met de suggestie dat ze vermoord zullen worden. De dader volgt het klassieke patroon door volgens een vooropgezet plan systematisch zijn daden te plegen. Maar in plaats van vrouwen gebruikt hij poppen. Dit alles doet hij om de hoofdpersoon, hoofdinspecteur Jonathan Vanderbilt, hoofdinspecteur bij de Royal Canadian Mounted Police, uit te dagen op grond van – zoals later blijkt – diens optreden als militair in Bosnië. Jonathan komt er met hulp van profiler Naomi achter welk patroon de dader volgt. Maar hij slaagt er niet in elke volgende criminele actie te voorkomen. Hij vermoedt een mol in zijn eigen team, gezien het feit dat de dader zijn schema zo  nodig wijzigt. De ontknoping vindt plaats in een persoonlijke confrontatie van Jonathan met de dader. De auteur is er dan al in geslaagd de spanning behoorlijk op te voeren. Als die na de ontknoping is geluwd, volgt er op de laatste bladzijde een intrigerende cliff-hanger.
Het boek is voor mij zo interessant, omdat Jonathan de moord op zijn vrouw nog niet verwerkt heeft. Hij stelt de Jobsvraag: hoe staat mijn lijden in relatie tot God? Dus niet de veel gestelde vraag: waarom moest dit ons nu juist overkomen? Een oude huisvriend van zijn ouders, tevens psychiater, schrijft hem een brief, waarin hij probeert een antwoord op de Jobsvraag te geven.”Lijden is een genadegift van God”, schrijft hij. Verderop: “In deze wereld moeten we lijden, opdat we beseffen hier geen blijvende stad te hebben. (…) Ons lijden dringt ons om onze kwalen van de ziel te genezen, als tuchtmeester naar de genade Gods. Deze aarde is doordrenkt van verdriet en onrecht, maar het juiste antwoord is niet om het onrecht om te buigen naar recht, want je kunt geen recht meer doen door je afkomst. Het enige antwoord op pijn en onrecht is vergeving.”
Meister Eckhart, een 14e-eeuwse mysticus, schreef Het boek van de goddelijke troost, geschreven voor Agnes, koningin van Hongarije. Zijn denken is merkwaardig genoeg enigszins verwant met de gedachten, zoals ze in deze brief zijn verwoord. (Zie http://meistereckhart.blogspot.nl/ )  Ik sluit nu af met een kort citaat uit dit troostboek opdat u de twee denkwijzen enigszins met elkaar kunt vergelijken:
“Al wat de goede mens lijdt om God, dat lijdt hij in God en God is met hem, lijdend in zijn lijden. Is mijn lijden in God en lijdt God mee, hoe kan lijden voor mij dan leed zijn, als lijden zijn leed verliest en mijn leed in God is en mijn lijden God is?”


donderdag 21 november 2013

Jan Nieuwenhuis, Johannes de ziener


Het evangelie naar Johannes gold zo’n dertig jaar geleden als een anti-judaïstisch evangelie. Johannes heeft het steeds over “de joden” en dat zette kwaad bloed. Maar langzamerhand bleek bij nadere studie dat Johannes nog wel eens de Galileeërs tegenover de Joden plaatst en dit is een innerlijke tegenstelling. Verder noemt hij ook de bestuurlijke top in Jeruzalem nog wel eens zo. Tegenwoordig is het evangelie naar Mattheüs de gebeten hond, omdat de evangelist Jezus nog wel eens scherp naar de : Farizeeën en Schriftgeleerden” laat uitvallen. Je moet je dan wel realiseren dat dit evangelie omstreeks het jaar honderd is geschreven, een tijd waarin de tegenstelling tussen joden en christenen zich aanscherpte. Jezus, in de eerste plaats toch de verkondiger van het evangelie, valt dit niet aan te rekenen.
Johannes dus. In het verleden schreef Jan Nieuwenhuis studie over het evangelie naar Johannes, de brieven van Johannes en de Openbaring aan Johannes. In 2004 werden deze boeken herzien en als één geheel uitgegeven: 970 pagina’s dik. Ik heb er dus wel even de tijd voor genomen.
Nieuwenhuis zou eigenlijk graag willen dat deze boeken samen één auteur hebben. Echt aantonen kan hij dit niet, dus hij laat het in het midden, al benadrukt hij dat de verkondiging van de liefde in het evangelie en in de brieven grotendeels overeenkomt. Het boek Openbaring wijkt qua stijl en verkondiging af. Nieuwenhuis betoogt dat dit boek in een tijd van grote verdrukking is geschreven, zodat de taal voor de onderdrukkers onbegrijpelijk moest zijn. De religieuze symboliek was voor de vervolgde christenen in Klein-Azië heel duidelijk.
Een verantwoorde weergave van de inhoud is natuurlijk onmogelijk. Nieuwenhuis benadrukt sterk de verhouding tussen Jezus en zijn “Vader”. Die twee zijn één, zoals bijvoorbeeld ook Meister Eckhart in de Middeleeuwen al betoogde. Er is wel onderscheid, maar geen verschil. Over het feit van de opwekking is Nieuwenhuis heel duidelijk: “Betekent dit dat Jezus God is? Een onzinnige en voor een gemeentelid van Johannes onverteerbare vraag. JHWH is immers één; dat betekent: zoals Hij is er slechts één (Deut. 6,4 Mark. 12, 29-32, 1 Kor. 8,6; 1 Tim. 2,5). Dat is het grondbeginsel van het joodse geloven. Jezus is dus niet identiek met God. hij is een mens die God incarneert in alles wat hij is, zegt en doet; hij verricht het Woord dat God is. Hij is, zegt de beeldspraak, de zoon, het facsimile, het spiegelbeeld van God, die immers God is voor de mensen en in de mensen.” Een citaat uit een lange passage (p. 441) waarin de auteur helder zijn visie geeft.
Nieuwenhuis is geen man van dogma’s, maar van verkondigende interpretatie van de Johanneïsche geschriften.
De brieven behandelt Nieuwhuis in de chronologische volgorde: II, III en dan I. De auteur gaat in op de hymnische, poëtische taal. De liefde staat centraal: “De liefde tot en van de Vader is – en dat is het nieuwe van het gebod – maatstaf en stelregel voor de liefde tussen de leerlingen onderling en tussen hen en de wereld.”(p.548). Een voor ons binnen de kerken nog steeds behartenswaardige boodschap.
Over het boek Openbaring schrijft Nieuwenhuis evenzeer boeiend. Hij gaat diep in op de religieuze symboliek, die zo sterk op de voorgrond treedt. Hij plaatst het boek in de juiste historische context. Hij laat zien hoe sterk dit boek toespeelt op Tenach, de joodse boeken die de grondslag zijn van wat wij Oude Testament noemen. Het hele boek door geeft hij blijk van zijn visie op het jodendom, het is de bron waaruit wij putten en wij kunnen onze christelijke godsdienst niet belijden zonder te erkennen dat de joodse religie niet een voorloper, maar de kern, ook van ons handelen is.
Ik kan me voorstellen dat een boek met de boven beschreven omvang u afschrikt. Je kunt het ook anders hanteren. Als een hoofdstuk uit een van deze Bijbelboeken u voor vragen stelt, kijk dan eens wat Nieuwenhuis daarover schrijft. U leest dan ongetwijfeld ook wat verder, het boek laat zich moeilijk opzij leggen. Letterlijk is het zwaarder dan inhoudelijk.

zaterdag 9 november 2013



Francis Chan met Preston Sprinkle, Bestaat de hel?


Nou ja, dacht ik, moet zo’n boek nou? Het onderwerp blijkt echter een hot item te zijn in de dubbele betekenis van deze uitdrukking, want de EO heeft er met enkele organisaties een hele debatavond aan gewijd met Andries Knevel als voorzitter. De vraag leeft dus blijkbaar toch. Het boek leent zich er in ieder geval goed voor om te bestuderen hoe “Bijbelgetrouwe” christenen eigenlijk met die Bijbel omgaan.
Ds. Arenda Haasnoot , PKN-predikant in Rijnsburg, schreef er een Voorwoord bij, waarin ze o.a. de opmerking van Chan dat hedendaagse christenen een ‘allergie’ voor de hel hebben ontwikkeld met instemming vermeldt. Zelf schrijft ze dat ze nog wel eens vijandig bejegend wordt, als ze over de twee wegen heeft gepreekt, de brede en de smalle weg.
In een Ten Geleide schrijft Chan dat Sprinkle hem als deskundige in het jodendom van de eerste eeuw na Chr. heeft ingepraat. Ik kon er eerlijk gezegd niet veel van merken. Joden in die tijd zouden de hel, Gehenna, al als vaststaand feit hebben opgevat. Over meer genuanceerde betekenissen van ‘Gehenna’ geen woord. Spreken over “de theologie” van het jodendom is natuurlijk, gezien het praktiserende aspect van deze godsdienst een misser. Pas door Maimonides is de opvatting dat de dood niet het einde is, wat breder verspreid. De Inleiding van Chan met een wat meer persoonlijke benadering laat ik nu maar rusten.
Al direct blijkt dat de titel niet eerlijk is, want voor Chan is dit geen vraag. Het eerste hoofdstuk heet “Gaat iedereen naar de hemel?” en het tweede “Is de hel veranderd? Of wij?” Chan is dus zelf overtuigd van het bestaan van hemel en hel.
In de eerste plaats zien we dat Chan de Bijbel letterlijk als waarheid aanneemt. Dat wil zeggen dat hij de tekst ervan als door God geschreven beschouwt en dat bijvoorbeeld het boek Daniël inderdaad in de tijd van Nebukadnezar en Darius is geschreven en niet een paar eeuwen later, zoals nu toch algemeen wordt aangenomen. De hel is de plaats waar zondaars voor eeuwig worden gestraft en dus geen enkele kans maken op vergeving en verlossing. Hij citeert in dit kader Openbaring 20, 11-15 en toont geen enkel begrip voor het tijdgebondene van dit boek, het noodzakelijke verhulde schrijven als verzetsliteratuur tijdens het schrikbewind van Nero.
De gelijkenissen van Jezus vormen een rijke bron voor Chan, Luc. 13,25-28 en veel andere gelijkenissen, het uitwerpen in de buitenste duisternis en het eeuwige vuur – merkwaardig: waar vuur is, is geen duisternis – zijn voor hem bittere ernst. Merkwaardig is dat de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus voor hem plotseling geen serieuze beschrijving van hemel en hel inhoudt. Dat is het enige punt waar Chan volgens mij afwijkt van zijn letterlijke interpretatie. Hij toont trouwens geen enkele affiniteit voor de rijkdom van beelden en metaforen in de Bijbel. Serieuze Bijbelse theologie treffen we bij hem niet aan.
Als de Bijbel letterlijk het Woord van God is, moet de totale tekst dan de eeuwige Waarheid bevatten. Maar die tekst moet dan wel geïnterpreteerd worden. Eigenlijk zie je dan toch dat mensen bepalen wat volgens de Bijbel de eeuwige Waarheid is. Chan beseft dit niet. Hij zoekt in de Bijbel losvast naar passages die zijn dogmatische opvattingen kunnen aantonen zonder zich iets aan te trekken van historische context, metaforiek en andere beeldspraak. Wie in de Bijbel zoekt naar bevestiging van eigen gelijk, vindt altijd wel teksten. Daar komt dan bij Chan het Bijbelgetrouwe geloof ook op neer: eerst de eigen dogma’s, rotsvaste overtuiging, en dan de Bijbel met bewijsplaatsen. Dat houdt in dat hij de Bijbel juist niet serieus neemt als Gods Woord, zijn dogmatische vooronderstellingen zijn veel belangrijker.
Ik begrijp niet dat een PKN-predikant als Arenda Haasnoot zo’n boek serieus neemt.

vrijdag 1 november 2013

M. Baigent & R. Leigh, De tempel en de loge. Tirion Uitgevers, Baarn, 2007

Het is niet de bedoeling elk boek op deze site uitvoerig te bespreken, hoe aardig en interessant het ook is. Dat laatste is in ieder geval met dit boek een feit. De auteurs, zelf geen vrijmetselaars, doen uitvoerig verslag van de sporen van Tempeliers die zij in Schotland aantroffen. Van daar af beschrijven zij de geschiedenis van de tempeliers in Schotland en ook in andere delen van het huidige Groot-Brittannië.
Daarna komt de niet zo duidelijke relatie met de eerste vrijmetselaars aan de orde. Vervolgens wordt de geschiedenis van de vrijmetselaars beschreven, ook voor wat de strijd tussen aanhangers van het huis van Stuart en de jacobieten betreft.
Dan wordt het accent verlegd naar de Engelse kolonie in Noord-Amerika en de vrijheidsstrijd. Aan beide zijden van de oorlogvoerende partijen vochten vrijmetselaars mee, heel vaak in hoge rangen.
Tot slot volgt dan de onafhankelijkheidsverklaring, waarin vrijmetselaars een heel groot aandeel hadden.
Al met al een interessant en vlot geschreven boek.