zaterdag 9 november 2013



Francis Chan met Preston Sprinkle, Bestaat de hel?


Nou ja, dacht ik, moet zo’n boek nou? Het onderwerp blijkt echter een hot item te zijn in de dubbele betekenis van deze uitdrukking, want de EO heeft er met enkele organisaties een hele debatavond aan gewijd met Andries Knevel als voorzitter. De vraag leeft dus blijkbaar toch. Het boek leent zich er in ieder geval goed voor om te bestuderen hoe “Bijbelgetrouwe” christenen eigenlijk met die Bijbel omgaan.
Ds. Arenda Haasnoot , PKN-predikant in Rijnsburg, schreef er een Voorwoord bij, waarin ze o.a. de opmerking van Chan dat hedendaagse christenen een ‘allergie’ voor de hel hebben ontwikkeld met instemming vermeldt. Zelf schrijft ze dat ze nog wel eens vijandig bejegend wordt, als ze over de twee wegen heeft gepreekt, de brede en de smalle weg.
In een Ten Geleide schrijft Chan dat Sprinkle hem als deskundige in het jodendom van de eerste eeuw na Chr. heeft ingepraat. Ik kon er eerlijk gezegd niet veel van merken. Joden in die tijd zouden de hel, Gehenna, al als vaststaand feit hebben opgevat. Over meer genuanceerde betekenissen van ‘Gehenna’ geen woord. Spreken over “de theologie” van het jodendom is natuurlijk, gezien het praktiserende aspect van deze godsdienst een misser. Pas door Maimonides is de opvatting dat de dood niet het einde is, wat breder verspreid. De Inleiding van Chan met een wat meer persoonlijke benadering laat ik nu maar rusten.
Al direct blijkt dat de titel niet eerlijk is, want voor Chan is dit geen vraag. Het eerste hoofdstuk heet “Gaat iedereen naar de hemel?” en het tweede “Is de hel veranderd? Of wij?” Chan is dus zelf overtuigd van het bestaan van hemel en hel.
In de eerste plaats zien we dat Chan de Bijbel letterlijk als waarheid aanneemt. Dat wil zeggen dat hij de tekst ervan als door God geschreven beschouwt en dat bijvoorbeeld het boek Daniël inderdaad in de tijd van Nebukadnezar en Darius is geschreven en niet een paar eeuwen later, zoals nu toch algemeen wordt aangenomen. De hel is de plaats waar zondaars voor eeuwig worden gestraft en dus geen enkele kans maken op vergeving en verlossing. Hij citeert in dit kader Openbaring 20, 11-15 en toont geen enkel begrip voor het tijdgebondene van dit boek, het noodzakelijke verhulde schrijven als verzetsliteratuur tijdens het schrikbewind van Nero.
De gelijkenissen van Jezus vormen een rijke bron voor Chan, Luc. 13,25-28 en veel andere gelijkenissen, het uitwerpen in de buitenste duisternis en het eeuwige vuur – merkwaardig: waar vuur is, is geen duisternis – zijn voor hem bittere ernst. Merkwaardig is dat de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus voor hem plotseling geen serieuze beschrijving van hemel en hel inhoudt. Dat is het enige punt waar Chan volgens mij afwijkt van zijn letterlijke interpretatie. Hij toont trouwens geen enkele affiniteit voor de rijkdom van beelden en metaforen in de Bijbel. Serieuze Bijbelse theologie treffen we bij hem niet aan.
Als de Bijbel letterlijk het Woord van God is, moet de totale tekst dan de eeuwige Waarheid bevatten. Maar die tekst moet dan wel geïnterpreteerd worden. Eigenlijk zie je dan toch dat mensen bepalen wat volgens de Bijbel de eeuwige Waarheid is. Chan beseft dit niet. Hij zoekt in de Bijbel losvast naar passages die zijn dogmatische opvattingen kunnen aantonen zonder zich iets aan te trekken van historische context, metaforiek en andere beeldspraak. Wie in de Bijbel zoekt naar bevestiging van eigen gelijk, vindt altijd wel teksten. Daar komt dan bij Chan het Bijbelgetrouwe geloof ook op neer: eerst de eigen dogma’s, rotsvaste overtuiging, en dan de Bijbel met bewijsplaatsen. Dat houdt in dat hij de Bijbel juist niet serieus neemt als Gods Woord, zijn dogmatische vooronderstellingen zijn veel belangrijker.
Ik begrijp niet dat een PKN-predikant als Arenda Haasnoot zo’n boek serieus neemt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten