Francis Chan met Preston Sprinkle, Bestaat de hel?
Nou ja, dacht ik, moet zo’n boek nou? Het onderwerp blijkt echter
een hot item te zijn in de dubbele betekenis van deze uitdrukking, want de EO
heeft er met enkele organisaties een hele debatavond aan gewijd met Andries
Knevel als voorzitter. De vraag leeft dus blijkbaar toch. Het boek leent zich
er in ieder geval goed voor om te bestuderen hoe “Bijbelgetrouwe” christenen
eigenlijk met die Bijbel omgaan.
Ds. Arenda Haasnoot , PKN-predikant in Rijnsburg, schreef er een
Voorwoord bij, waarin ze o.a. de opmerking van Chan dat hedendaagse christenen
een ‘allergie’ voor de hel hebben ontwikkeld met instemming vermeldt. Zelf
schrijft ze dat ze nog wel eens vijandig bejegend wordt, als ze over de twee
wegen heeft gepreekt, de brede en de smalle weg.
In een Ten Geleide schrijft Chan dat Sprinkle hem als deskundige in
het jodendom van de eerste eeuw na Chr. heeft ingepraat. Ik kon er eerlijk
gezegd niet veel van merken. Joden in die tijd zouden de hel, Gehenna, al als
vaststaand feit hebben opgevat. Over meer genuanceerde betekenissen van
‘Gehenna’ geen woord. Spreken over “de theologie” van het jodendom is
natuurlijk, gezien het praktiserende aspect van deze godsdienst een misser. Pas
door Maimonides is de opvatting dat de dood niet het einde is, wat breder
verspreid. De Inleiding van Chan met een wat meer persoonlijke benadering laat
ik nu maar rusten.
Al direct blijkt dat de titel niet eerlijk is, want voor Chan is dit
geen vraag. Het eerste hoofdstuk heet “Gaat iedereen naar de hemel?” en het
tweede “Is de hel veranderd? Of wij?” Chan is dus zelf overtuigd van het
bestaan van hemel en hel.
In de eerste plaats zien we dat Chan de Bijbel letterlijk als
waarheid aanneemt. Dat wil zeggen dat hij de tekst ervan als door God
geschreven beschouwt en dat bijvoorbeeld het boek Daniël inderdaad in de tijd
van Nebukadnezar en Darius is geschreven en niet een paar eeuwen later, zoals
nu toch algemeen wordt aangenomen. De hel is de plaats waar zondaars voor
eeuwig worden gestraft en dus geen enkele kans maken op vergeving en
verlossing. Hij citeert in dit kader Openbaring 20, 11-15 en toont geen enkel
begrip voor het tijdgebondene van dit boek, het noodzakelijke verhulde
schrijven als verzetsliteratuur tijdens het schrikbewind van Nero.
De gelijkenissen van Jezus vormen een rijke bron voor Chan, Luc.
13,25-28 en veel andere gelijkenissen, het uitwerpen in de buitenste duisternis
en het eeuwige vuur – merkwaardig: waar vuur is, is geen duisternis – zijn voor
hem bittere ernst. Merkwaardig is dat de gelijkenis van de rijke man en de arme
Lazarus voor hem plotseling geen serieuze beschrijving van hemel en hel inhoudt.
Dat is het enige punt waar Chan volgens mij afwijkt van zijn letterlijke
interpretatie. Hij toont trouwens geen enkele affiniteit voor de rijkdom van
beelden en metaforen in de Bijbel. Serieuze Bijbelse theologie treffen we bij
hem niet aan.
Als de Bijbel letterlijk het Woord van God is, moet de totale tekst
dan de eeuwige Waarheid bevatten. Maar die tekst moet dan wel geïnterpreteerd
worden. Eigenlijk zie je dan toch dat mensen bepalen wat volgens de Bijbel de
eeuwige Waarheid is. Chan beseft dit niet. Hij zoekt in de Bijbel losvast naar
passages die zijn dogmatische opvattingen kunnen aantonen zonder zich iets aan
te trekken van historische context, metaforiek en andere beeldspraak. Wie in de
Bijbel zoekt naar bevestiging van eigen gelijk, vindt altijd wel teksten. Daar
komt dan bij Chan het Bijbelgetrouwe geloof ook op neer: eerst de eigen
dogma’s, rotsvaste overtuiging, en dan de Bijbel met bewijsplaatsen. Dat houdt
in dat hij de Bijbel juist niet serieus neemt als Gods Woord, zijn dogmatische
vooronderstellingen zijn veel belangrijker.
Ik begrijp niet dat een PKN-predikant als Arenda Haasnoot zo’n boek
serieus neemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten