maandag 29 september 2014

Oriana Fallaci, De woede en de trots

Onmiddellijk na 9 september 2001 schreef Oriana Fallaci, inmiddels overleden en toe al ongeneselijk ziek, La rabbia e lórgoglio. Ons woord ‘rabiaat’ is natuurlijk verwant met dat ‘rabbia’, maar bij ons heeft het een wat negatieve bijklank gekregen. Fallaci was diep geschokt door de aanslagen. Inmiddels hebben de terroristische aanslagen in Madrid op 11 maart 2004 en die op 7 en 21 juli 2005 in Londen ook al gepleegd. Wij weten dus dat de aanslagen in New York niet een incident waren, maar een aanval die paste bij een terroristisch beleid. Dit vermoedde Fallaci al, vandaar haar woede, vandaar dit pamflet. Het is één lange uitbarsting in een woedende woordenstroom, maar niet ondoordacht. Fallaci heeft genoeg gepubliceerd om te weten hoe ze moest schrijven.
De grondgedachte is als volgt. Europa en Amerika hebben gastvrijheid verleend aan immigranten uit de islamitische landen. Die hebben zich niet in de samenleving willen inschikken, maar hebben zich zelfs vijandig tegen onze democratische wereld opgesteld. We zien in de Duitse toespraak van Erdogan dat dit ook een uitgestippeld beleid is. Turken en ook Marokkanen blijven staatsburger van hun land van oorsprong en dienen zich ook hiervan doordrongen te zijn. Hun gebruiken, hun taal, mogen zij niet opgeven. Zo ontstaan Oosterse enclaves in de westerse samenleving. Dat schrijft Fallaci natuurlijk niet, want die maakt dit niet meer mee. Maar haar gedachtegang verloopt wel volgens dit patroon. De voorbeelden die zij geeft, ook uit haar vaderland Italië, zijn overvloedig en overtuigend. De trots uit de titel is de trots op onze westerse cultuur, op de verworven tradities, de beschaving, die zij mist in multicultureel denkende mensen.
Wie in islamitische landen komt, moet zich aanpassen aan de daar geldende voorschriften. Ik zie Kok nog met dat gekke hoofddeksel op zitten. Vrouwen moeten daar een hoofddoek en liefst een boerka dragen. Verplichten wij hier vrouwen om westerse kleding te dragen? Wat is het verschil? Fallaci spreekt hier uit eigen ervaring uit reizen naar islamitische landen.
Zij verwijt de politici, Krekels noemt zij hen, dat zij dit alles hebben toegelaten. Zij zijn de immigranten voorkomend tegemoetgekomen, ook toen bleek dat zij deze voorkomendheid niet honoreerden door zich als goede gasten en later als goede nieuwe staatsburgers te gedragen. Zij hekelt furieus en indrukwekkend dit politiek correcte beleid. Het is er de oorzaak van, zo poneert zij, dat mensen de vrijheid namen en kregen zich afwijzend tegenover onze samenleving op te stellen. Zij menen invloed uit te kunnen oefenen door dreigementen en willen zo censuur opleggen, politiek beleid te frustreren, zoals wij dit mee maken. Ga eens na welke affaires zich op dit gebied in Nederland hebben afgespeeld. Het laatste affront is het feit dat Wim van Krimpen een fotografe weigert haar werk op te stellen in zijn tentoonstelling in het Haagse Gemeentemuseum, terwijl hij eerst wel haar kunstenaarschap heeft erkend. Ik denk aan onze coördinator Joustra, die er zo van overtuigd is dat wij in het islamitische bevolkingsdeel een bom ervaren, die elk moment kan ontploffen. Het aantal terroristen is gering, maar kan door bepaalde gebeurtenissen enorm expanderen. Dat moet zijn overtuiging zijn die ten grondslag ligt aan het advies aan Wilders om na het presenteren van zijn film maar naar het buitenland te vertrekken, omdat hij diens veiligheid niet kan garanderen. Een cynisch advies, want wie naar het buitenland vertrekt, verliest juist de bescherming door de krenterige Nederlandse regering. Wilders zou dus juist in het buitenland vogelvrij zijn. wat wil Joustra eigenlijk?
Dit wil niet zeggen dat ik met Wilders sympathiseer. Uitlatingen als “de Koran in de prullenmand mieteren” zijn grof en onnodig kwetsend. Zo moet het niet. Maar een strak en duidelijk beleid is toch echt nodig. Zo gaan mijn gedachten hun eigen weg volgend tijdens en na het lezen van dit pamflet, dat je echt moet lezen. Ik had de neiging hier en daar wat te citeren, maar als ik dat zou doen, zou het eind zoek zijn. 
Sinds IS zich manifesteert, is dit boek weer heel actueel.Dus: zelf lezen!

Toegift 
Benno Barnard en Geert van Istendaal

De islam verkondigt een volstrekt andere visie op de religieuze en politieke werkelijkheid dan het jodendom en christendom, de godsdiensten waarop de Profeet zich gebaseerd heeft en die hij in zijn Koran te vuur en te zwaard bestrijdt. Het fundamenteelste verschil bestaat in de theologische kern: de god van Abraham en Christus is onderworpen aan de gerechtigheid.
“Kruistochten! Inquisitie!” krijst iemand ter linkerzijde.
Het feit dat zijn schepselen God misbruikt hebben voor dergelijke zaken valt zeer te betreuren. Maar de westerse dialectische traditie heeft gemaakt dat iedere moderne christen of Jood van enig intellectueel niveau zich doodschaamt voor het bloed dat aan zijn erfenis kleeft.
Allah daarentegen is boven alles verheven, inclusief de gerechtigheid. En waar de god van Abraham en Christus de mens de vrije wil heeft geschonken, grijpt Allah permanent in. “Insjallah!” is geen holle kreet, maar de uitdrukking van een elementaire overtuiging: letterlijk alles gebeurt omdat Allah het wil. Daarmee voert de islam ons via Mekka naar een interpretatie van de wereld terug die van lang voor het schrift dateert.
Opinio, 8 februari, p.4


dinsdag 16 september 2014

Guus Kuijer, De Bijbel voor ongelovigen, deel 2, De uittocht en de intocht

In februari 2013 besprak ik het eerste deel van dit boek. Ik schreef o.a: “De ondoorgrondelijkheid van God die naar voren komt in al deze Bijbelse verhalen, leidt bij lezers en hoorders tot onbegrip. Dat uit zich in de vragen en de spot, die Kuijer duidelijk inbrengt in zijn verhalen.” Dezelfde benadering zien we ook hier weer, maar de spot klinkt minder door in dit tweede deel, af en toe wordt het bitterheid.
Kuijer vertelt de verhalen van Thermutis, de Egyptische prinses die Mozes uit het water redde, van Mered, de jood die niet in God gelooft, en van Jaël, de richteres die Sisera een tentpin door zijn hoofd sloeg. Het boek Richteren is dus bij de uittocht, zoals Kuijer die beschrijft, inbegrepen.
Thermutis is een Egyptische, dat wil zeggen dat zij vreemd aankijkt tegen het jodendom en de God van de joden. Dit verhaal beslaat meer dan de helft van het boek. Kuijer past de leeftijd van Mozes een beetje aan. Hij is twintig jaar, als hij uit Egypte wegvlucht, en dertig als hij terugkomt. Dat is niet, zoals de Bijbel het vertelt, maar toch niet onlogisch, want Mozes keert met jonge zoons terug. Thermutis vertelt ons hoe Mozes na zijn terugkeer bij Farao komt en met Aäron zijn eisen stelt. Naarmate de tien plagen vorderen, verliest zij haar begrip: moet dat nou met zoveel leed gepaard gaan? De diepe liefde die zij Mozes toedraagt, brengt haar ertoe bij Jochebed in huis te gaan wonen. Die verandert haar naam in Bitja, d.i. “dochter van God”. Daar beleeft zij de plagen van en met die van de vliegen. Jochebed werkt in het huis van een rijke Egyptische en wordt daar als gelijkwaardig behandeld. Nephtys, zoals ze heet, heeft één zoon, Opkara. Ook hij wordt als eerstgeborene omgebracht. Noch Jochebed, noch Bitja kunnen dit accepteren. Zeker niet omdat de vriend van Mozes, Mered, hem heeft omgebracht. Kuijer laat namelijk deze plaag niet als wonder, maar als terroristisch geweld plaatsvinden.
Bitja trekt mee met de uittocht. Inmiddels is ze met Mered getrouwd, die zegt dat hij niet in God gelooft. Hij zegt: “Ik ben de dwaas die zegt: er is geen god. Het is de mens die zichzelf het denken verbiedt omdat hij alleen wil luisteren naar de stem van zijn duistere hart.” Dat wordt natuurlijk boeiend, want Mozes zegt en doet veel dingen namens God. Als Mozes na de slag tegen Amalek zegt: “God is mijn banier”, zegt Mered: “God is de vlag waar mensen achteraan lopen.” Als na de geschiedenis van het gouden kalf Mozes de Levieten drieduizend mensen laat doden, breekt er iets bij Bitja en Mered. Mozes zegt dat dit Gods wil is, maar zij aanvaarden dit niet. En wij, Bijbellezers, moeten constateren, dat nergens in Ex. 32 staat dat God dit Mozes gebood. Kuijer heeft nauwkeurig gelezen.
Als Bitja sterft, blijft de veel jongere Mered verbitterd achter. Mozes kiest Jozua tot zijn opvolger, die in de slag tegen Amalek geen rol speelde, terwijl Mered aanvoerder was. Mered kan het gezag van Jozua niet aanvaarden. Dit leidt tot wrijving. Hertrouwen wil hij niet. Hij is een van de verspieders die door Rachab gered worden. Hij levert en wint de slag tegen Ai, maar de dood van Achan wijst hij af. Bijna iedereen heeft geplunderd, het door Jozua geworpen lot is dus altijd raak. Hij verlaat het leger en vestigt zich als boer. Hij zweert zijn strijdlust af en wil vredelievend leven en noemt zich Salma, hij is een ander geworden.. Uiteindelijk accepteert hij de liefde van Rachab en wordt hij de vader van Boaz (zie Matth. 1,5).

De derde vertellende hoofdpersoon is Jaël, de Kenitische, die, zoals gezegd, Sisera doodde. Wat niet in Richteren staat vertelt Kuijer: zij was Sisera’s geliefde, maar die had haar laten zitten. Haar wraak is zoet. Kuijer komt er rond voor uit dat hij nu een kunstgreep toepast: hij laat Jaël meer dan tweehonderd jaar oud worden, waardoor zij de verhalen van Gideon, Jefta en Simson laat vertellen. Vooral het laatste wordt uitvoerig beschreven. Simson, de mislukte verlosser, die Juda niet meekrijgt, ook op grond van zijn doldrieste daden. Uit verbittering daarover laat hij zich door Delila overleveren. Dat Kuijer de bijbelse geschiedenis zo vertekent, zij hem vergeven, hij is nu eenmaal een geboren verteller.

maandag 1 september 2014

Besproken boeken:

 Guus Kuijer, DE BIJBEL voor ongelovigen
 
Gerard Bodifiee, Nu is de tijd. Over tijdelijkheid en eeuwigheid. Uitgeverij Davidsfonds, LEUVEN 2012
 
Bernard Wasserstein, Aan de vooravond Nieuw Amsterdam, € 44,95
 
Dr. Tjeu van den Berk, Mystagogie. Inwijding in het symbolisch bewustzijn.  Meinema, 5e druk, 2007
Herman M. van PRAAG, God en Psyche. De redelijkheid van het geloven. Visies van een jood. Boom, Amsterdam, 2008
Theo de Boer & Ger Groot, Religie zonder God. Een dialoog. Uitgeverij Sjibbolet, AMSTERDAM, 2013
Herman M. van PRAAG, God en Psyche. De redelijkheid van het geloven. Visies van een jood. Boom, AMSTERDAM, 2008
Dekker, Willem Maarten, Provocatie. Over de zin van God en geloof
Uitg. Groen, € 14,95
Tjarko Evenboer, De wereldwijde vloed. Uitg. Gideon, Hoornaar. € 19,95
Doreen Hazel, Kettingdragers. Narratio, 2013
 Dr. W. Barnard, Eredienstvaardigheid. Prof. dr. G. van der Leeuw-stichting, Amsterdam 1972
Het nieuwe Liedboek, bv Liedboek, 2013
Sam Harris, The End of Faith
Rudolf Boon,  Ons cultureel draagvlak
MOK, Daniël, Rudolf Otto. Het kwetsbare leven. Abraxas, Amsterdam, € 12,50
Kruyswijk, Hittjo, Baas in eigen BOEK? Evolutietheorie en Schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dissertatie
Sören Kierkegaard, Vrees en beven. 
Koert van der Velde, FLIRTEN met God. Religiositeit zonder geloof. Ten Have, 2011
Het Nieuwe Liedboek andermaal
Bloeme Evers-Emden, Als een pluisje in de wind. Uitgeverij Van PRAAG v:shapes="_x0000_i1038">, Amsterdam, € 19,95
Carel ter Linden, Wat doe ik hier in Godsnaam? Een zoektocht. De Arbeiderspers, 2013
M. Baigent & R. Leigh, De tempel en de loge. Tirion Uitgevers, Baarn, 2007
Francis Chan met Preston Sprinkle, Bestaat de hel?
Jan Nieuwenhuis, De ziener
Jacques van de BAAN v:shapes="_x0000_i1039">, Serpent. Den Hertog, Houten. € 19,95
Andries Hoogerwerf, De politiek en de dood. Oorlog en vrede opnieuw bezien. Damon,€ 20.90
Andries Hoogerwerff, Haat tegen minderheden
Gerard Aalders, Gevecht met de tijd. Hoe de aarde in 4 eeuwen 4 miljard jaar ouder werd. Uitg. Aspekt, 2013, € 1895
J.M. Coetzee, Elizabeth Costello
Martin Buber, De vertellingen van Rabbi Nachman
Daniel Hecht, Geestdrift
Palmyre Oomen en Taede Smedes, Evolutie, Cultuur en Religie. Perspectieven vanuit biologie en theologie. Kampen, 2010
Ds. Kees Bergström, Met andere ogen, Schriftgeleerd de BIJBEL LEZEN v:shapes="_x0000_i1040">.
Gooibergpers, Bussum u4:shapes="_x0000_i1027" u5:shapes="_x0000_i1029" v:shapes="_x0000_i1041">, 2010
Ad Verbrugge, Tijd van onbehagen
Ellen van Wolde, Bijbelse scheppingsverhalen. IN: Palmyre Oomen en Taede Smedes (red.), Evolutie, cultuur en religie
Tjeu van den Berk, Het oude EGYPTE v:shapes="_x0000_i1042">: bakermat van het jonge christendom, Zoetermeer, 20132 
Eugen Drewermann, Als de goden sterren waren...
Elie Wiesel, Mijn liefde u4:shapes="_x0000_i1028" u5:shapes="_x0000_i1030" v:shapes="_x0000_i1043"> voor de Talmoed  
Chaim Potok, In the Beginning
Bart Voorsluis, Ongekend nieuwgierig
Dr. S.D. Post, Duivels dichtbij
BETTINE Siertsema (red.), De verhalen rond de aartsvaders, Kok, Kampen, 1995
Gerrit ten Berge, Stap voor Stap
Frans Kellendonk, Mystiek lichaam
Gerhard Vollmer, Auf der Suche nach der Ordnung
John Piper, Verlangen naar God

Norman Geisler en Frank L. Turek, Ik heb te weinig geloof om atheïst te zijn
Ton de Kok, Wat is God?



Ton de Kok. Wat is God? Filosofen & schrijvers op zoek. Bussum, 2013

In het Boek der 24 Filosofen, dat aan Hermes Trismegistus is toegeschreven, lezen we over 24 filosofen die, elk voor zich,  een antwoord zoeken naar de vraag: “Wat is God?” Zo krijgen we 24 antwoorden op die vraag, zoals “God is de monade, die een monade voortbrengt, terwijl zij haar innerlijke gloed reflecteert.” Een ander antwoord: “God is een oneindige sfeer, waarvan het midden overal en de omtrek nergens is.” Een derde antwoord: “God is datgene, waarover men eerder datgene te weten komt wat hij niet is, dan wat hij wel is.” Er bestaat een Duitse vertaling van dit geschrift, die ik zeker wil gaan lezen. De drie geciteerde antwoorden leveren al veel stof tot nadenken.
Ton de Kok wist bij het schrijven van dit boek niet van het bestaan ervan. Had hij er wel kennis van genomen, dan had hij het zeker vermeld. Misschien had u eerder de vraag: “Wie is God?” verwacht, maar De Kok doet dit niet, evenmin als de 24 filosofen en Kant in zijn vraag: “Was ist der Mensch?”. Een van de in dit boek behandelde denkers stelt ook dezelfde vraag: “Wat is God?” De Kok heeft er meer dan 25 filosofen op nagelezen en behandelt hun denken over God in afzonderlijke hoofdstukjes. Soms kiest hij een hele stroming, zoals de scholastiek en in één geval neemt hij er een paar tegelijk. Hij slaagt erin wat een denker over God zegt, zeldzaam helder en begrijpelijk uiteen te zetten zonder de stof te simplificeren. Hij is een geboren docent, wat hij dan ook is. Daarvoor heeft hij heel veel andere beroepen uitgeoefend: zoals marinier en Tweede Kamerlid.
Ook hier treffen we mooie antwoorden aan, zoals meteen al van Thales van Milete: “God is dat wat geen begin en einde heeft.” Net als bij ons kwamen bij de oude Grieken al gelovigen en ongelovigen voor. Democritus en Lucretius, de laatste eigenlijk al geen Griek meer, behoren tot de laatste groep. In de Middeleeuwen ligt dit natuurlijk anders. Het was in het Heilige Roomse Rijk onvoorstelbaar om niet in God te geloven. Anselmus van Canterbury en Thoman van Aquino, probeerden zelfs godsbewijzen te construeren. Die kunnen ons niet meer overtuigen. Pas na de Middeleeuwen verdwijnt het rotsvaste geloof, later komen ook weer atheïsten voor, zoals Voltaire, Kant en Nietzsche. De vaak voor atheïst uitgemaakte Spinoza wordt niet overgeslagen. De Russische filosofie is een vergeten gebied. De Kok kiest toch Sjestov en Berdjajew, die zeker een verrijking van het boek opleveren. Het is ook nog eens mooi om te lezen hoe hij Sjestov in zijn 5-vwo-klas heeft behandeld. Je zou je kinderen en kleinkinderen zo’n docent graag gunnen.
Er is één persoon waar De Kok geen raad mee weet: Meister Eckhart. Hij vindt diens religieuze gedachten en “speculaties” zelfs “behoorlijk duister”. Dat is jammer, want Eckhart verdient beter. De Kok heeft naar mijn mening de fout gemaakt om Eckhart te lezen zoals hij dit deed met alle beschreven denkers. Maar voor Eckhart heb je een andere insteek nodig. Hoewel hij zijn ideeën behoorlijk rationeel verkondigt, is hij een mysticus, geen denker. Hij heeft een mystieke theorie ontwikkeld, die met al of niet dogmatisch geloof weinig te maken heeft. Eckhart heeft verrassend veel gemeen met Zen, zo concludeerden Japanse zenmeesters.
Laat u door deze kritiek niet weerhouden dit boek te lezen. het is ondanks de theoretische stof zeldzaam boeiend. De Kok schrijft meeslepend over veel filosofen en bovendien schrijft hij in een tweede deel ook nog eens over een aantal auteurs en de opvattingen van hun hoofdpersonen of ook wel van henzelf over God. Ik mis wel pijnlijk Dostojewski, die toch in Demonen en De gebroeders Karamazov indringend over God schrijft. Maar iedereen heeft nu eenmaal zijn eigen favorieten. Dat is ook niet erg.
Evengoed heeft De Kok gigantisch veel werk verzet. Van alle behandelde auteurs heeft hij minstens één boek gelezen. Maar je moet natuurlijk ook begrijpen wat je leest en het dan ook weer bevattelijk kunnen beschrijven. Het is hem allemaal gelukt. Daarvoor mogen we hem dankbaar zijn.
Wim Kleisen