dinsdag 16 september 2014

Guus Kuijer, De Bijbel voor ongelovigen, deel 2, De uittocht en de intocht

In februari 2013 besprak ik het eerste deel van dit boek. Ik schreef o.a: “De ondoorgrondelijkheid van God die naar voren komt in al deze Bijbelse verhalen, leidt bij lezers en hoorders tot onbegrip. Dat uit zich in de vragen en de spot, die Kuijer duidelijk inbrengt in zijn verhalen.” Dezelfde benadering zien we ook hier weer, maar de spot klinkt minder door in dit tweede deel, af en toe wordt het bitterheid.
Kuijer vertelt de verhalen van Thermutis, de Egyptische prinses die Mozes uit het water redde, van Mered, de jood die niet in God gelooft, en van Jaël, de richteres die Sisera een tentpin door zijn hoofd sloeg. Het boek Richteren is dus bij de uittocht, zoals Kuijer die beschrijft, inbegrepen.
Thermutis is een Egyptische, dat wil zeggen dat zij vreemd aankijkt tegen het jodendom en de God van de joden. Dit verhaal beslaat meer dan de helft van het boek. Kuijer past de leeftijd van Mozes een beetje aan. Hij is twintig jaar, als hij uit Egypte wegvlucht, en dertig als hij terugkomt. Dat is niet, zoals de Bijbel het vertelt, maar toch niet onlogisch, want Mozes keert met jonge zoons terug. Thermutis vertelt ons hoe Mozes na zijn terugkeer bij Farao komt en met Aäron zijn eisen stelt. Naarmate de tien plagen vorderen, verliest zij haar begrip: moet dat nou met zoveel leed gepaard gaan? De diepe liefde die zij Mozes toedraagt, brengt haar ertoe bij Jochebed in huis te gaan wonen. Die verandert haar naam in Bitja, d.i. “dochter van God”. Daar beleeft zij de plagen van en met die van de vliegen. Jochebed werkt in het huis van een rijke Egyptische en wordt daar als gelijkwaardig behandeld. Nephtys, zoals ze heet, heeft één zoon, Opkara. Ook hij wordt als eerstgeborene omgebracht. Noch Jochebed, noch Bitja kunnen dit accepteren. Zeker niet omdat de vriend van Mozes, Mered, hem heeft omgebracht. Kuijer laat namelijk deze plaag niet als wonder, maar als terroristisch geweld plaatsvinden.
Bitja trekt mee met de uittocht. Inmiddels is ze met Mered getrouwd, die zegt dat hij niet in God gelooft. Hij zegt: “Ik ben de dwaas die zegt: er is geen god. Het is de mens die zichzelf het denken verbiedt omdat hij alleen wil luisteren naar de stem van zijn duistere hart.” Dat wordt natuurlijk boeiend, want Mozes zegt en doet veel dingen namens God. Als Mozes na de slag tegen Amalek zegt: “God is mijn banier”, zegt Mered: “God is de vlag waar mensen achteraan lopen.” Als na de geschiedenis van het gouden kalf Mozes de Levieten drieduizend mensen laat doden, breekt er iets bij Bitja en Mered. Mozes zegt dat dit Gods wil is, maar zij aanvaarden dit niet. En wij, Bijbellezers, moeten constateren, dat nergens in Ex. 32 staat dat God dit Mozes gebood. Kuijer heeft nauwkeurig gelezen.
Als Bitja sterft, blijft de veel jongere Mered verbitterd achter. Mozes kiest Jozua tot zijn opvolger, die in de slag tegen Amalek geen rol speelde, terwijl Mered aanvoerder was. Mered kan het gezag van Jozua niet aanvaarden. Dit leidt tot wrijving. Hertrouwen wil hij niet. Hij is een van de verspieders die door Rachab gered worden. Hij levert en wint de slag tegen Ai, maar de dood van Achan wijst hij af. Bijna iedereen heeft geplunderd, het door Jozua geworpen lot is dus altijd raak. Hij verlaat het leger en vestigt zich als boer. Hij zweert zijn strijdlust af en wil vredelievend leven en noemt zich Salma, hij is een ander geworden.. Uiteindelijk accepteert hij de liefde van Rachab en wordt hij de vader van Boaz (zie Matth. 1,5).

De derde vertellende hoofdpersoon is Jaël, de Kenitische, die, zoals gezegd, Sisera doodde. Wat niet in Richteren staat vertelt Kuijer: zij was Sisera’s geliefde, maar die had haar laten zitten. Haar wraak is zoet. Kuijer komt er rond voor uit dat hij nu een kunstgreep toepast: hij laat Jaël meer dan tweehonderd jaar oud worden, waardoor zij de verhalen van Gideon, Jefta en Simson laat vertellen. Vooral het laatste wordt uitvoerig beschreven. Simson, de mislukte verlosser, die Juda niet meekrijgt, ook op grond van zijn doldrieste daden. Uit verbittering daarover laat hij zich door Delila overleveren. Dat Kuijer de bijbelse geschiedenis zo vertekent, zij hem vergeven, hij is nu eenmaal een geboren verteller.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten