Guus Kuijer, De Bijbel voor
ongelovigen, deel 2, De uittocht en de intocht
In februari 2013 besprak
ik het eerste deel van dit boek. Ik schreef o.a: “De ondoorgrondelijkheid van
God die naar voren komt in al deze Bijbelse verhalen, leidt bij lezers en hoorders
tot onbegrip. Dat uit zich in de vragen en de spot, die Kuijer duidelijk
inbrengt in zijn verhalen.” Dezelfde benadering zien we ook hier weer, maar de
spot klinkt minder door in dit tweede deel, af en toe wordt het bitterheid.
Kuijer vertelt de verhalen
van Thermutis, de Egyptische prinses die Mozes uit het water redde, van Mered,
de jood die niet in God gelooft, en van Jaël, de richteres die Sisera een
tentpin door zijn hoofd sloeg. Het boek Richteren is dus bij de uittocht, zoals
Kuijer die beschrijft, inbegrepen.
Thermutis is een
Egyptische, dat wil zeggen dat zij vreemd aankijkt tegen het jodendom en de God
van de joden. Dit verhaal beslaat meer dan de helft van het boek. Kuijer past
de leeftijd van Mozes een beetje aan. Hij is twintig jaar, als hij uit Egypte
wegvlucht, en dertig als hij terugkomt. Dat is niet, zoals de Bijbel het
vertelt, maar toch niet onlogisch, want Mozes keert met jonge zoons terug.
Thermutis vertelt ons hoe Mozes na zijn terugkeer bij Farao komt en met Aäron
zijn eisen stelt. Naarmate de tien plagen vorderen, verliest zij haar begrip:
moet dat nou met zoveel leed gepaard gaan? De diepe liefde die zij Mozes
toedraagt, brengt haar ertoe bij Jochebed in huis te gaan wonen. Die verandert
haar naam in Bitja, d.i. “dochter van God”. Daar beleeft zij de plagen van en
met die van de vliegen. Jochebed werkt in het huis van een rijke Egyptische en
wordt daar als gelijkwaardig behandeld. Nephtys, zoals ze heet, heeft één zoon,
Opkara. Ook hij wordt als eerstgeborene omgebracht. Noch Jochebed, noch Bitja
kunnen dit accepteren. Zeker niet omdat de vriend van Mozes, Mered, hem heeft
omgebracht. Kuijer laat namelijk deze plaag niet als wonder, maar als
terroristisch geweld plaatsvinden.
Bitja trekt mee met de
uittocht. Inmiddels is ze met Mered getrouwd, die zegt dat hij niet in God
gelooft. Hij zegt: “Ik ben de dwaas die zegt: er is geen god. Het is de mens
die zichzelf het denken verbiedt omdat hij alleen wil luisteren naar de stem
van zijn duistere hart.” Dat wordt natuurlijk boeiend, want Mozes zegt en doet
veel dingen namens God. Als Mozes na de slag tegen Amalek zegt: “God is mijn
banier”, zegt Mered: “God is de vlag waar mensen achteraan lopen.” Als na de
geschiedenis van het gouden kalf Mozes de Levieten drieduizend mensen laat
doden, breekt er iets bij Bitja en Mered. Mozes zegt dat dit Gods wil is, maar
zij aanvaarden dit niet. En wij, Bijbellezers, moeten constateren, dat nergens
in Ex. 32 staat dat God dit Mozes gebood. Kuijer heeft nauwkeurig gelezen.
Als Bitja sterft, blijft
de veel jongere Mered verbitterd achter. Mozes kiest Jozua tot zijn opvolger,
die in de slag tegen Amalek geen rol speelde, terwijl Mered aanvoerder was.
Mered kan het gezag van Jozua niet aanvaarden. Dit leidt tot wrijving.
Hertrouwen wil hij niet. Hij is een van de verspieders die door Rachab gered
worden. Hij levert en wint de slag tegen Ai, maar de dood van Achan wijst hij
af. Bijna iedereen heeft geplunderd, het door Jozua geworpen lot is dus altijd
raak. Hij verlaat het leger en vestigt zich als boer. Hij zweert zijn
strijdlust af en wil vredelievend leven en noemt zich Salma, hij is een ander
geworden.. Uiteindelijk accepteert hij de liefde van Rachab en wordt hij de
vader van Boaz (zie Matth. 1,5).
De derde vertellende
hoofdpersoon is Jaël, de Kenitische, die, zoals gezegd, Sisera doodde. Wat niet
in Richteren staat vertelt Kuijer: zij was Sisera’s geliefde, maar die had haar
laten zitten. Haar wraak is zoet. Kuijer komt er rond voor uit dat hij nu een
kunstgreep toepast: hij laat Jaël meer dan tweehonderd jaar oud worden,
waardoor zij de verhalen van Gideon, Jefta en Simson laat vertellen. Vooral het
laatste wordt uitvoerig beschreven. Simson, de mislukte verlosser, die Juda
niet meekrijgt, ook op grond van zijn doldrieste daden. Uit verbittering
daarover laat hij zich door Delila overleveren. Dat Kuijer de bijbelse
geschiedenis zo vertekent, zij hem vergeven, hij is nu eenmaal een geboren
verteller.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten