zaterdag 12 oktober 2013



Het Nieuwe Liedboek andermaal
(Antwoord op de reactie van ds. Bekkenkamp in Kerk & Stad, oktober 2013)

Aardig om eens een reactie te krijgen! Op die manier zou de rubriek Inspraak tot echte dialogen kunnen leiden. Ds. Bekkenkamp reageerde op mijn artikel over Het Nieuwe Liedboek.
Het is voor hem jammer dat mijn opmerking over traditie niet ironisch bedoeld was.  Ik vind zeven liederen uit de Evangelische Gezangen representatief voor die bundel, waarmee de historische traditie in acht wordt genomen. Bovendien is er een keur van liederen uit vooral de Duitse en Engelse klassieke kerkliederen opgenomen en ook dat geeft blijk van gevoel voor traditie.
Op een avond waarbij ds. Endedijk, de voorzitter van de commissie, het Nieuwe Liedboek toelichtte, slaagde hij erin de dilemma’s duidelijk te maken, waarmee de commissie geconfronteerd werd. Hij heeft in ieder geval mijn inzicht verdiept. Hij bond ons op het hart vooral niet te turven welke liederen uit het Liedboek van 1973 niet waren opgenomen. Een van mijn vrienden zei na afloop onmiddellijk dat hij dit wel zou gaan doen. Het resultaat was een aantal van veertig liederen. Maar toen ik hem drie dagen geleden naar de lijst vroeg, waren het er al wat minder. De lijst heb ik nog niet gekregen. Ds. Bekkenkamp komt tot ruim zestig. Ik vraag me af waar dit verschil in telling tussen hem en mijn vriend is ontstaan. Op internet beklaagde een predikant zich dat Meester men zoekt u wijd en zijd niet was opgenomen.  In de dienst die we zondag bijwoonden, liet de predikant Lied 837 zingen en dat bleek tot mijn verrassing een hertaling van het bovengenoemde lied te zijn. Is dit met meer liederen gebeurd? Dan wordt het tellen wel heel moeilijk.

Valerius

Jammer van de Valeriusliederen, inderdaad! Maar toch vraag ik me af hoe frequent die sinds 1973 in diensten gezongen zijn. Mij heugt het niet. Dat zou een argument kunnen zijn. Zijn deze liederen meer van nationaal dan van religieus belang? “Ach blijf met uw genade” heb ik geloof ik voor het laatst gezongen in een zesde klas van de Hervormde gemeenteschool in Utrecht.
Ten Kate kon volgens Frederik van Eeden het rijmen niet laten. Het geliefde De Heer is mijn herder heeft de zuivering overleefd. Ik deel de mening van Van Eeden en dat ene lied lijkt mij genoeg. Waarom ds. Bekkenkamp drie liederen eerder in het Soefisme en de Baghwanbeweging dan in de christelijke traditie vindt passen, is mij een raadsel. Wat voor mystiek islamitische aspecten vindt hij in dit lied? Baghwan laat ik maar buiten beschouwing. Diens opvattingen heb ik nooit serieus kunnen nemen.

Lied 419

Als voorbeeld kies ik Lied 419. “Wonen overal nergens thuis” Dit is geheel in overeenstemming met Fil. 3,20: “Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten.” Mijn Christelijk Gereformeerde opvoeders noemden dit wereldgelijkvormigheid, althans het tegendeel daarvan. “aarde mijn aarde mijn moeders huis” vormt een contrast met “aarde mijn hemel mijn vaders huis”. Zo ook “vallende sterren de schim van de maan” met “stijgende sterren de lach van de maan” Het is zo duidelijk dat wij het van deze wereld niet moeten hebben. Is “mensen die opstaan en leven gaan”niet een zinspeling op de verhalen in Matth. 9,1-8, Luc. 13,10-17, Joh. 5,1-15, Hand. 3,1-10?
De tweede strofe schetst het wisselvallige van dit aardse leven: “Niets is hier bestendig”, nietwaar? De derde strofe heb ik al deels behandeld. We zijn bijna thuis. “Mensen die dromend een stem verstaan”, ook weer een directe verwijzing naar Abram die werd opgeroepen uit Ur der Chaldeeën te vertrekken, Jacob (de droom over de ladder), Gideon, Samuel, Ezechiël met zijn droom over de nieuwe tempel, zo verwant aan de droom van Johannes over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, overigens ook al in Jes. 65 twee keer genoemd. En denk eens aan Ps. 126, de bevrijding uit de ballingschap: “Dat zal een droom zijn”, dicht Oosterhuis (Lied 126a).In de Psalmen en de zaligsprekingen is het woord (wel)gelukzalig vervangen door “gelukkig”, eigenlijk geen gelukkige ingreep. Maar het is wel dat geluk dat Oosterhuis in het laatste vers van elke strofe aanduidt. Soefisme? Dit lied zit vol van Bijbelse noties. Ik hoop dat ds. Bekkenkamp zich daar nog eens op bezint.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten