Carel ter Linden, Wat doe ik hier in Godsnaam? Een zoektocht. De Arbeiderspers, 2013
Na elf jaar
predikant te zijn geweest bij de Waalse Kerk in Amsterdam legde Conrad Busken
Huet zijn ambt neer, nadat hij in een Afscheidsrede zijn ongeloof had verwoord.
Hij meende daarom zelf zijn ambt niet meer te kunnen uitoefenen. Zo
ongenuanceerd ligt dat in onze tijd, 151 jaar later, niet meer.
Carel ter
Lindens laatste standplaats was in de Kloosterkerk in Den Haag, waar leden van
het Koninklijk Huis de diensten frequenteerden. Zijn geloofsovertuiging
evolueerde tijdens al de jaren dat hij zijn ambt uitoefende. De zoektocht,
zoals hij dit in zijn ondertitel noemt, legt hij in dit boek vast. Voor mijn
gevoel niet de zoektocht zelf, maar wel de huidige stand van zaken. Het is een
eerlijk en heel persoonlijk boek, zeker geen theologisch studiewerk. Al is het mij
op de huid geschreven, ik kan Carel ter Linden (verder CtL) niet op de voet
volgen, dat zou een te lang artikel worden.
In het
eerste verkennende hoofdstuk valt mij op, dat CtL aanneemt dat binnen de kosmos
een verborgen kracht werkzaam is. Dat lijkt wat op ietsisme en mijn vraag bij
het lezen van dit boek is zo ongeveer: “Hoe stelt CtL zich binnen onze
zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, een andere, onzienbare aanvaardt hij
niet, die kracht, God, dan voor?
CtL is van
mening dat de humanitaire waarden zich binnen de mensheid hebben ontwikkeld,
niet op openbaring berusten. Het christendom is als godsdienst dan ook niet
exclusief, wat hij aantoont door uitspraken van Boeddha en Jezus naast elkaar
te zetten.
De natuur,
even wreed als schoon, is voor CtL een bitter raadsel. Hij kan niet geloven dat
God achter natuurrampen en ziekte staat. Als zo vaak in dit boek gaat hij dan
bij de Bijbel te rade, die hij heel hoog heeft zitten. Hij beschouwt de Bijbel
nadrukkelijk niet als historisch. Hij leest daarin dat God niet achter de
ziekte, maar achter de zieke staat. Soms komt een rest van zijn oude geloof
boven, zoals waar hij stelt dat de ontmoeting met Jezus voor mensen het einde
van hun lichamelijke aandoening kon betekenen (p. 64). Dat God niet achter
menselijk lijden staat verklaart hij uit zijn opvatting dat God niet heeft
geschapen, maar gescheiden, goed van kwaad, licht van duister. Materie was er
al. Hij beschouwt het als de taak van mensen om te ontginnen en behoeden en in
onderlinge zorg te leven en daarin iets van God zichtbaar te maken.
Ziekte zit
voor CtL in de evolutie ingebakken, hij heeft geen antwoord op de vraag hoe God
te relateren is aan ziekte en lijden, God weet er zelf geen raad mee. Hij
erkent daarin niet de hand van God. Voor hem is er een ethische opdracht: aarde
en alle leven dienen om zo een wereld zonder ziekte, geweld en slavernij, van
vrede en voorspoed mogelijk te maken (p. 86).
CtL
veronderstelt een transcendent Geweten, dieper dan het onze, dat ons de vraag
stelt: Waar ben je mee bezig? Ook de Bijbel beschouwt de vrijheid van de mens
als gegeven, waarmee verantwoordelijkheid verondersteld wordt. Als de natuur
over de geest heerst, escaleert het kwaad. Niet voor niets bidt Jezus: “Verlos
ons van de boze”. Ik vraag me dan onmiddellijk af wat CtL onder geest verstaat.
Hij valt terug op Paulus en Jezus, maar ik zou van hem willen weten hoe hij dit
aan onze bestaanswijze koppelt. Over God wordt antropomorf gesproken, als
gezien door onze menselijke ogen. Anders kunnen wij niet. De verhalen berusten
voor CtL niet op feitelijkheid, maar op beelden. Je kunt bijvoorbeeld niet anders
dan spreken over de handen van God. Hij benadrukt het zien van en door God, het
spreken in liturgische beeldtaal, maar hoe kan dit voor mensen in onze tijd?
CtL gelooft
niet letterlijk in het wandelen door Jezus over het water. Maar hij ziet ook de
prachtige beeldspraak niet: het water is de plaats waar de boze machten huizen
en Jezus treedt dit kwaad met voeten. Dat Kaïns offer niet wordt aanvaard,
omdat dit niet gepaard gaat met zorg voor de geringen in de samenleving is voor
mij klinkklare nonsens, dat staat er niet. Er staat wel dat Abel van de tienden
nam en Kaïn niet.
Ik moet
afsluiten. Het geloof van CtL is een ethisch geloof, hij gelooft niet in God,
maar wil wel diens wil volbrengen, zoals dit in de Bijbel is verwoord. Mij
schiet te binnen dat hij feitelijk hetzelfde doet als Klaas Hendrikse: God
bestaat niet, maar hij gebeurt. Alleen verwoordt CtL dit niet zo provocerend.
We kunnen de vraag in de titel heel letterlijk nemen: Wat doen we hier in Gods
naam, zonder dat hij zelf te bespeuren valt.
Wim Kleisen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten