vrijdag 18 oktober 2013



Evers-Emden, Bloeme, Als een pluisje in de wind



Uitgeverij Van Praag, Amsterdam, € 19,95


Vooruit, het is vakantietijd. Daarom deze keer een mooi en makkelijk te lezen boek, al is het niet direct vrolijk te noemen. Er zijn al heel veel verslagen geschreven over onderduik- en concentratiekampervaringen tijdens WO II. Toch is elk verslag weer schokkend. Wat mensen is aangedaan in die periode blijft een niet te vergeten bladzijde in de wereldgeschiedenis. In het bijzonder geldt dit voor Joden. Bloeme Evers-Emden doet nu verslag van haar ervaringen. Het zijn belevingen die ze pas nu, ruim tachtig jaar oud, kan vertellen en nog wordt het haar soms te machtig. Maar het is niet alleen een treurig relaas.
Je kunt het boek in drie perioden indelen. Allereerst is er de vooroorlogse tijd. Bloeme is dan nog jong, een gewoon meisje met een positieve instelling. De in het boek opgenomen foto’s laten ons dit zien. Ze heeft een jonger zusje met wie ze de gewone kinderruzies heeft. En zoals in veel gezinnen: zij is de oudste en moet dus ook de verstandigste zijn. Haar verhouding met haar ouders is goed. Haar vader leert haar schaken. Hij was een bijzonder man, hij was diamantslijper, maar kon daarbij prachtig piano spelen zonder dat hij de noten kon lezen. Bloeme vertelt over haar woonbuurt, de straatverkoper die met zijn zangerige stem zijn waren aanprijst. Haar grootmoeder , ooms en tantes worden getypeerd. Allemaal heel gewone dingen. Natuurlijk komt ook de school aan de orde.
Dan beginnen wat Bloeme de zwarte jaren noemt. Vluchtelingen uit Duitsland kondigen die aan. Het verloop van de eerste oorlogsmaanden wordt verteld. Uiteindelijk hebben de Joden het gevoel dat ze in de val zitten. Joden worden opgepakt en gedeporteerd. Uiteindelijk is dit ook het lot van Bloeme, zij wordt naar de verzamelplaats in de Hollandse Schouwburg gebracht. Als door een wonder weet zij te ontsnappen, waarna zij onderduikt. Op diverse adressen wordt zij ondergebracht, aangename en minder aangename. Uiteindelijk wordt zij verraden en gearresteerd. Haar gastheer wordt doodgeschoten. Haar ouders zijn dan al gedeporteerd. Een briefkaart die haar ouders uit de trein hebben gegooid, is alles wat haar rest.
Het verhaal is bekend en toch weer nieuw: gevangenis, Westerbork, de trein, Auschwitz. Zij ontmoet daar Margot en Anne Frank nog. Haar geluk is dat zij wordt geselecteerd om in een fabriek te werken. Ook dat was een hel, maar zij had iets meer kans te overleven, wat haar uiteindelijk is gelukt. Ze is door de Russen bevrijd. Ze heeft zonder aanranding die bevrijding overleefd, al scheelde het niet veel. Een Russische commandant gooide zijn militairen de trap af.
Dan de derde periode, terug in Amsterdam. De gevoelens van vervreemding beschrijft ook zij. Wat treft is de bewonderigenswaardige levenswil en vitaliteit van de teruggekeerde Joden. Bloeme sticht met een Joodse man een gezin, ze krijgen kinderen, onder wie de huidige rabbijn Rafaël Evers. Dank zij hem en zijn broer gaat het hele gezin over tot het orthodoxe jodendom. Zij haalt een hbs-diploma en studeert op gevorderde leeftijd psychologie. Zij schrijft ook boeken, o.a. over de verwerking door onderduikkinderen. De beschrijving van de zwarte jaren raakt ons als lezers, die van de derde, de naoorlogse periode ontroert.
Ik sluit af met een citaat (p. 140):
“Mijn Volk, wat is er over je gekomen, welke verwoestingen, welke verminkingen zijn je toegebracht? Ik lijd met mijn Volk, dat in mij is en waar ik een van ben. Is er schuld in ons?
Waar is onze God? is het niet eigenlijk een godslastering te denken dat Hij dit zo gewild heeft, dat Hij het bevolen heeft, het steunde? Of dat Hij het niet gewild heeft maar onmachtig was het te verhinderen? Maar wat is een machteloze God? is het dan niet beter van God af te zien? Hem niet meer aan te roepen in benauwenis en Hem niet meer te bedanken voor het eventueel goede.
Mocht Hij wel bestaan, dan hoop ik vurig dat Hij mijn ouders en zusje een goede plaats heeft gegeven na hun onschuldig lijden. Sjema Jisraeel (Hoor Israël).”
(Ik heb in strijd met de spellingvoorschriften “Jood” en “Joodse” met hoofdletters geschreven. Bloeme Evers pleit hier hartstochtelijk voor in de toegevoegde Drie oproepen tot actie. Wie ben ik dan om haar wens niet op te volgen?

Wim Kleisen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten