Evers-Emden, Bloeme, Als een pluisje in de wind
Uitgeverij Van Praag, Amsterdam, € 19,95
Vooruit, het is vakantietijd. Daarom deze keer een mooi en makkelijk
te lezen boek, al is het niet direct vrolijk te noemen. Er zijn al heel veel
verslagen geschreven over onderduik- en concentratiekampervaringen tijdens WO
II. Toch is elk verslag weer schokkend. Wat mensen is aangedaan in die periode
blijft een niet te vergeten bladzijde in de wereldgeschiedenis. In het
bijzonder geldt dit voor Joden. Bloeme Evers-Emden doet nu verslag van haar
ervaringen. Het zijn belevingen die ze pas nu, ruim tachtig jaar oud, kan
vertellen en nog wordt het haar soms te machtig. Maar het is niet alleen een
treurig relaas.
Je kunt het boek in drie perioden indelen. Allereerst is er de
vooroorlogse tijd. Bloeme is dan nog jong, een gewoon meisje met een positieve
instelling. De in het boek opgenomen foto’s laten ons dit zien. Ze heeft een
jonger zusje met wie ze de gewone kinderruzies heeft. En zoals in veel
gezinnen: zij is de oudste en moet dus ook de verstandigste zijn. Haar
verhouding met haar ouders is goed. Haar vader leert haar schaken. Hij was een
bijzonder man, hij was diamantslijper, maar kon daarbij prachtig piano spelen
zonder dat hij de noten kon lezen. Bloeme vertelt over haar woonbuurt, de
straatverkoper die met zijn zangerige stem zijn waren aanprijst. Haar
grootmoeder , ooms en tantes worden getypeerd. Allemaal heel gewone dingen.
Natuurlijk komt ook de school aan de orde.
Dan beginnen wat Bloeme de zwarte jaren noemt. Vluchtelingen uit Duitsland
kondigen die aan. Het verloop van de eerste oorlogsmaanden wordt verteld.
Uiteindelijk hebben de Joden het gevoel dat ze in de val zitten. Joden worden
opgepakt en gedeporteerd. Uiteindelijk is dit ook het lot van Bloeme, zij wordt
naar de verzamelplaats in de Hollandse Schouwburg gebracht. Als door een wonder
weet zij te ontsnappen, waarna zij onderduikt. Op diverse adressen wordt zij
ondergebracht, aangename en minder aangename. Uiteindelijk wordt zij verraden
en gearresteerd. Haar gastheer wordt doodgeschoten. Haar ouders zijn dan al
gedeporteerd. Een briefkaart die haar ouders uit de trein hebben gegooid, is
alles wat haar rest.
Het verhaal is bekend en toch weer nieuw: gevangenis, Westerbork, de
trein, Auschwitz. Zij ontmoet daar Margot en Anne Frank nog. Haar geluk is dat
zij wordt geselecteerd om in een fabriek te werken. Ook dat was een hel, maar
zij had iets meer kans te overleven, wat haar uiteindelijk is gelukt. Ze is
door de Russen bevrijd. Ze heeft zonder aanranding die bevrijding overleefd, al
scheelde het niet veel. Een Russische commandant gooide zijn militairen de trap
af.
Dan de derde periode, terug in Amsterdam. De gevoelens van
vervreemding beschrijft ook zij. Wat treft is de bewonderigenswaardige
levenswil en vitaliteit van de teruggekeerde Joden. Bloeme sticht met een
Joodse man een gezin, ze krijgen kinderen, onder wie de huidige rabbijn Rafaël
Evers. Dank zij hem en zijn broer gaat het hele gezin over tot het orthodoxe
jodendom. Zij haalt een hbs-diploma en studeert op gevorderde leeftijd
psychologie. Zij schrijft ook boeken, o.a. over de verwerking door
onderduikkinderen. De beschrijving van de zwarte jaren raakt ons als lezers,
die van de derde, de naoorlogse periode ontroert.
Ik sluit af met een citaat (p. 140):
“Mijn Volk, wat is er over je gekomen, welke verwoestingen, welke
verminkingen zijn je toegebracht? Ik lijd met mijn Volk, dat in mij is en waar
ik een van ben. Is er schuld in ons?
Waar is onze God? is het niet eigenlijk een godslastering te denken
dat Hij dit zo gewild heeft, dat Hij het bevolen heeft, het steunde? Of dat Hij
het niet gewild heeft maar onmachtig was het te verhinderen? Maar wat is een
machteloze God? is het dan niet beter van God af te zien? Hem niet meer aan te
roepen in benauwenis en Hem niet meer te bedanken voor het eventueel goede.
Mocht Hij wel bestaan, dan hoop ik vurig dat Hij mijn ouders en
zusje een goede plaats heeft gegeven na hun onschuldig lijden. Sjema Jisraeel (Hoor Israël).”
(Ik heb in strijd met de spellingvoorschriften “Jood” en “Joodse”
met hoofdletters geschreven. Bloeme Evers pleit hier hartstochtelijk voor in de
toegevoegde Drie oproepen tot actie.
Wie ben ik dan om haar wens niet op te volgen?
Wim Kleisen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten