zaterdag 8 februari 2014



Palmyre Oomen en Taede Smedes, Evolutie, Cultuur en Religie. Perspectieven vanuit biologie en theologie. Kampen, 2010

Sinds Galilei, tegen wie de Kerk zich door middel van de Inquisitie op grond van diens kosmologische ontdekkingen en sinds Darwin, tegen wie gelovigen uit alle kerken zich hevig verzetten op grond van diens biologisch-evolutionaire bevindingen, is de verhouding tussen theologie en wetenschap problematisch gebleven. De rol van God, aan wie veel onverklaarbare natuurkundige feiten werden toegeschreven, werd steeds onbeduidender. Bonhoeffer schreef dan ook zeer terecht dat we Hem niet als Lückenbüsser, gatenvuller, moesten gebruiken. De gaten in de menselijke kennis werden aan God toegeschreven. Stelt u zich eens voor dat in de tijd van Luther de bliksem al als natuurkundig verschijnsel verklaard was. Hij zou dan nooit bekeerd zijn als gevolg van de blikseminslag in de boom waaronder hij met zijn vriend schuilde. Misschien herinnert u zich het prachtige verhaal in Woutertje Pieterse, waarin Meester Pennewip met zijn onaantastbare gezag als schoolmeester juffrouw Laps totaal van streek maakt door haar toe te voegen: “Juffrouw Laps, u bent een zoogdier!”
We moeten nu wel geloof en theologie onderscheiden. Gelovigen reageerden meestal op grond van emoties op alle ontwikkelingen die onchristelijk leken, zoals de evolutiegedachte van Darwin en het vermeende atheïsme van Spinoza. De theologie probeert door wetenschappelijk denken in gesprek te komen met de natuurwetenschap, hoewel dit gesprek in de eerste eeuw na Darwin nogal afwijzend was.
De vraag is nu hoe dit gesprek kan worden voortgezet, nu de bevindingen van Darwin niet meer omstreden zijn. Hoe onderscheiden we het scheppings- en het natuurbegrip? Aan de rechterzijde duurt het verzet tegen de evolutiegedachte nog steeds voort, vooral in de Verenigde Staten waar behandeling van de evolutie in het onderwijs in sommige staten op scholen zelfs werd verboden. Anderzijds laten wetenschappers, zoals Dawkins en Michael Ruse zich niet onbetuigd in hun atheïstische overtuiging. In feite maken zij van hun wetenschappelijke bevindingen een atheïstisch (on)geloof, we noemen dit sciëntisme.
In het Darwinjaar 2009 werd door het Heyendaal Program on Theology and Science van de Radboud Universiteit Nijmegen een symposium georganiseerd met als titel: God én Darwin! Evolutiebiologie en scheppingstheologie in evolutie. De organisatoren, Palmyre Oomen en Taede Smedes gaven de lezingen die in dit kader werden gehouden uit.
In de Inleiding wordt de huidige stand van zaken door de beide redacteuren kort beschreven. Een belangrijk gegeven is dat het conflictidee zo langzamerhand verworpen wordt. In het eerste artikel, Evolutietheorie: Darwin en verder, beschrijven Gert Flik en Palmyre Oomen de ontwikkeling van de evolutiegedachte en de huidige stand van zaken. Zij eindigen met een uiteenzetting over de huidige visie op de evolutie van de mens.
Chris Buskes schrijft in Leven met Darwin, Cultuur en religie in evolutionair perspectief vooral de culturele gevolgen van Darwins evolutietheorie. De wereld werd op z’n kop gezet. Hij poneert dat ook de cultuur zich wetmatig evolueert, net als de biologische wereld. Dawkins en Dennett beschouwen religie als een besmettelijk virus, maar Wilson ziet godsdienst als een groepsgebeuren, waarin individuen “zich moreel en altruïstisch jegens elkaar gedragen. Zij voelen zich daar wel bij, al is een nadeel dat zij zich onverdraagzaam jegens andere groepen gedragen.
Het mooiste artikel in de bundel is voor mij Bijbelse Scheppingsverhalen van Ellen van Wolde. Zij haalde een jaar of wat geleden de landelijke pers met haar inzicht dat scheppen vooral ook scheiden inhoudt. Die persberichten waren nogal kort door de bocht en veroorzaakten voor een week of zo een hype. Hier beschrijft zij haar opvatting uitvoerig. Zij plaatst het begrip verwondering centraal, iets wat zij poëtisch verwoordt. Ik hoop een afzonderlijke bespreking aan haar artikel te kunnen wijden.
Taede Smedes geeft in zijn titel zijn strekking al aan: Denken over dansen. Het constitutieve verschil tussen geloof en wetenschap. Hij noemt Jan Lever, Andreas van Melzen en Cornelis Dippel als denkers die een aanzet gaven tot hernieuwd denken over geloof en theologie enerzijds en natuurwetenschap anderzijds en het constitutieve verschil daartussen. Volgens Smedes doet ook de religie uitspraken over de empirische werkelijkheid, alleen van een ander karakter dan de natuurwetenschap dit doet. Een boedelscheiding tussen beide denkwijzen bestaat dan ook niet, alleen een constitutief verschil. Het zijn twee verschillende manieren van kijken naar hetzelfde. Met deze visie als uitgangspunt kan de dialoog tussen beide disciplines wederzijds vormend werken.
Palmyre Oomen besluit met Evolutie en de vraag naar God. God is niet de horlogemaker die aan het begin van de schepping staat en niet degene die boven aan de touwtjes trekt en in het wereldlijk gebeuren ingrijpt, als Hij dit noodzakelijk acht. God is dynamisch, als kracht, aanwezig in mens en wereld, “interactief betrokken in en bij de wereld”, maar niet manifest, Hij toont zich niet. God is niet aanwezig, maar “inwezig”. Ouders sturen hun kinderen door hen te inspireren, te motiveren, te overreden. Zo ongeveer ziet zij God.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten