Palmyre Oomen en Taede Smedes, Evolutie, Cultuur en Religie. Perspectieven
vanuit biologie en theologie. Kampen, 2010
Sinds Galilei, tegen wie de Kerk zich door
middel van de Inquisitie op grond van diens kosmologische ontdekkingen en sinds
Darwin, tegen wie gelovigen uit alle kerken zich hevig verzetten op grond van
diens biologisch-evolutionaire bevindingen, is de verhouding tussen theologie
en wetenschap problematisch gebleven. De rol van God, aan wie veel
onverklaarbare natuurkundige feiten werden toegeschreven, werd steeds
onbeduidender. Bonhoeffer schreef dan ook zeer terecht dat we Hem niet als
Lückenbüsser, gatenvuller, moesten gebruiken. De gaten in de menselijke kennis
werden aan God toegeschreven. Stelt u zich eens voor dat in de tijd van Luther
de bliksem al als natuurkundig verschijnsel verklaard was. Hij zou dan nooit
bekeerd zijn als gevolg van de blikseminslag in de boom waaronder hij met zijn
vriend schuilde. Misschien herinnert u zich het prachtige verhaal in Woutertje Pieterse, waarin Meester
Pennewip met zijn onaantastbare gezag als schoolmeester juffrouw Laps totaal
van streek maakt door haar toe te voegen: “Juffrouw Laps, u bent een zoogdier!”
We moeten nu wel geloof en theologie
onderscheiden. Gelovigen reageerden meestal op grond van emoties op alle
ontwikkelingen die onchristelijk leken, zoals de evolutiegedachte van Darwin en
het vermeende atheïsme van Spinoza. De theologie probeert door wetenschappelijk
denken in gesprek te komen met de natuurwetenschap, hoewel dit gesprek in de
eerste eeuw na Darwin nogal afwijzend was.
De vraag is nu hoe dit gesprek kan worden
voortgezet, nu de bevindingen van Darwin niet meer omstreden zijn. Hoe
onderscheiden we het scheppings- en het natuurbegrip? Aan de rechterzijde duurt
het verzet tegen de evolutiegedachte nog steeds voort, vooral in de Verenigde
Staten waar behandeling van de evolutie in het onderwijs in sommige staten op
scholen zelfs werd verboden. Anderzijds laten wetenschappers, zoals Dawkins en
Michael Ruse zich niet onbetuigd in hun atheïstische overtuiging. In feite
maken zij van hun wetenschappelijke bevindingen een atheïstisch (on)geloof, we
noemen dit sciëntisme.
In het Darwinjaar 2009 werd door het Heyendaal
Program on Theology and Science van de Radboud Universiteit Nijmegen een
symposium georganiseerd met als titel: God én Darwin! Evolutiebiologie en
scheppingstheologie in evolutie. De organisatoren, Palmyre Oomen en Taede
Smedes gaven de lezingen die in dit kader werden gehouden uit.
In de Inleiding wordt de huidige stand van
zaken door de beide redacteuren kort beschreven. Een belangrijk gegeven is dat
het conflictidee zo langzamerhand verworpen wordt. In het eerste artikel, Evolutietheorie:
Darwin en verder, beschrijven Gert Flik en Palmyre Oomen de ontwikkeling
van de evolutiegedachte en de huidige stand van zaken. Zij eindigen met een
uiteenzetting over de huidige visie op de evolutie van de mens.
Chris Buskes schrijft in Leven met Darwin,
Cultuur en religie in evolutionair perspectief vooral de culturele gevolgen
van Darwins evolutietheorie. De wereld werd op z’n kop gezet. Hij poneert dat
ook de cultuur zich wetmatig evolueert, net als de biologische wereld. Dawkins
en Dennett beschouwen religie als een besmettelijk virus, maar Wilson ziet
godsdienst als een groepsgebeuren, waarin individuen “zich moreel en
altruïstisch jegens elkaar gedragen. Zij voelen zich daar wel bij, al is een
nadeel dat zij zich onverdraagzaam jegens andere groepen gedragen.
Het mooiste artikel in de bundel is voor mij Bijbelse
Scheppingsverhalen van Ellen van Wolde. Zij haalde een jaar of wat geleden
de landelijke pers met haar inzicht dat scheppen vooral ook scheiden inhoudt.
Die persberichten waren nogal kort door de bocht en veroorzaakten voor een week
of zo een hype. Hier beschrijft zij haar opvatting uitvoerig. Zij plaatst het begrip
verwondering centraal, iets wat zij
poëtisch verwoordt. Ik hoop een afzonderlijke bespreking aan haar artikel te
kunnen wijden.
Taede Smedes geeft in zijn titel zijn strekking
al aan: Denken over dansen. Het constitutieve verschil tussen geloof en wetenschap.
Hij noemt Jan Lever, Andreas van Melzen en Cornelis Dippel als denkers die een
aanzet gaven tot hernieuwd denken over geloof en theologie enerzijds en
natuurwetenschap anderzijds en het constitutieve verschil daartussen. Volgens
Smedes doet ook de religie uitspraken over de empirische werkelijkheid, alleen
van een ander karakter dan de natuurwetenschap dit doet. Een boedelscheiding
tussen beide denkwijzen bestaat dan ook niet, alleen een constitutief verschil.
Het zijn twee verschillende manieren van kijken naar hetzelfde. Met deze visie
als uitgangspunt kan de dialoog tussen beide disciplines wederzijds vormend
werken.
Palmyre Oomen besluit met Evolutie en de
vraag naar God. God is niet de horlogemaker die aan het begin van de
schepping staat en niet degene die boven aan de touwtjes trekt en in het
wereldlijk gebeuren ingrijpt, als Hij dit noodzakelijk acht. God is dynamisch,
als kracht, aanwezig in mens en wereld, “interactief betrokken in en bij de
wereld”, maar niet manifest, Hij toont zich niet. God is niet aanwezig, maar
“inwezig”. Ouders sturen hun kinderen door hen te inspireren, te motiveren, te
overreden. Zo ongeveer ziet zij God.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten