In Letter
& Geest (Trouw) van 25 juni 2005 schreef Jerker Spits het postmodernisme
af. We moeten weer terug naar de traditionele canon, aldus zijn mening. Hij vat
een mening van Leo Strauss samen: “Volgens Strauss is het westerse denken door
verschillende revoltes die zich tegen zijn eigen beschavingsideaal keerden, de
weg kwijtgeraakt. De band met het eigen verleden is met geweld doorgesneden.
Het is daarom moeilijker geworden de belangrijke auteurs uit de westerse
beschaving te begrijpen. Maar voor wie kennis van zijn eigen verleden wil hebben,
is deze studie onontbeerlijk. Belangrijk is volgens Strauss vooral dat een
lezer niet direct zijn mening uit, maar kennis probeert te vergaren door een
zekere afstand tot de tekst te bewaren. Ook moet de lezer de belangrijke boeken
uit de westerse filosofie en literatuur niet opsluiten in hun historische
context. Hij dient te beseffen dat hun inhoud voor alle tijden geldig is. Het
in zijn tijd opkomende cultuurrelativisme veroordeelde Strauss scherp: ‘Als
alle culturen relatief zijn, dan is kannibalisme een kwestie van smaak.’
Zijn recollection
of the immense loss (het weer in herinnering brengen van het immense
verlies) maakt Leo Strauss voor de huidige tijd tot een buitengewoon relevante
denker. Het is dan ook jammer dat in het huidige cultuuronderwijs geen enkele
aandacht is voor zijn herinterpretatie van canonieke auteurs. We zouden veel
van Strauss kunnen leren. Serieuze reflectie op de geschiedenis van het
westerse denken is de enige uitweg voor wie terug wil keren naar een waarheid
die historische gebeurtenissen overstijgt.
In
navolging van Strauss zouden de Nederlandse letterenstudies niet dienen te
kiezen voor een restauratie, maar voor een renaissance: voor het hervinden van
een westerse canon die door modieuze opvattingen aan het zicht onttrokken is
geraakt. Een lijst van belangrijke en invloedrijke werken uit de westerse
beschaving, gebaseerd op haar eigen christelijke, joodse en humanistische
wortels. Een duidelijke keuze: niet uit trots, niet uit ‘hegemoniaal
machtsdenken’ of uit blindheid voor de waarde van andere culturen, maar om te
begrijpen wat het Westen uniek maakt en wat onze identiteit bepaalt. Het
postmodernisme is een dwaling die ons heeft vervreemd van de belangrijkste
erflaters van onze beschaving en daarmee ook van onszelf.
Het is
tijd geworden vaarwel te zeggen tegen het taboe op waardeoordelen, tegen het
cultuurrelativisme. Er zijn zoveel prachtige boeken te ontdekken, zoveel
belangrijke schrijvers van wie de werken achter een mistig rookgordijn van
modieuze opvattingen zijn verdwenen. Mij staat, als ik denk aan de rijkdom van
de westerse beschaving en de geringe vertrouwdheid van mijn leeftijdgenoten
hiermee, een beeld voor ogen waarmee de Duitse schrijver Botho Strauss de
vergetelheid van het moderne Westen betreurde: ‘Het is jammer, buitengewoon
jammer. De overlevering verwelkt buiten de poorten als een lading kostbaar
voedsel, waarvan de bevolking vanwege een geschil over invoerrechten moet
afzien.’ ”
Een mooi
artikel. Het nieuwe leren zou op grond hiervan al kunnen worden afgeschaft.
Gelezen
Ad Verbrugge, Tijd van onbehagen
Ad
Verbrugge publiceerde alweer ongeveer tien jaar geleden geleden Tijd van
onbehagen. Je kunt niet alles lezen en je kunt niet alles onmiddellijk
lezen. Ik ben er nu toch aan begonnen. Het eerste essay raakt meteen. Eigenlijk
lijken zijn gedachten op die van Jerker Spits, maar die is bezig met cultuur en
Verbrugge is betrokken op ethiek, op waarden. De laatste alinea van dit eerste
essay, ‘Zinloos’ geweld. Misdaad en straf in een tijd van cultuurverlies,
is een samenvatting van dit artikel:
“Een samenleving
die geen werkelijke deugd nastreeft en het eigen kwaad niet onderkent, is een
samenleving die zich ook niet kan verzoenen met het geweld waaraan zij
blootstaat. Geweld lokt in dat geval slechts meer geweld uit en de woestenij
groeit. Aldus ontpopt zich het proces dat Friedrich Nietzsche ooit aanduidde
als het nihilisme. Zo bezien is zinloos geweld precies wat het is: het
geweld dat in zijn zinloosheid de tendens of zin van de moderne samenleving
zelf aanduidt, namelijk zinloosheid. Het is deze zinloosheid die zich in het
zinloze geweld op zichzelf wreekt. Zij openbaart aldus de nietigheid van zin.
Maar juist in de vernietigende uiting van het nihilisme manifesteert zich zijn
wezen, namelijk dat het niet met zichzelf kan leven en door het goede moet
worden verlost. Het is deze zin waar deze oproep tot een herbezinning op onze
samenleving op uit is.”
Het
tweede essay uit Ad Verbrugge, Tijd van onbehagen, Grenzen van de markt.
Verbrugge
geeft aan het slot van dit ook weer boeiende en behartenswaardige essay weer
zelf globaal een samenvatting. Die is niet leesvervangend, maar wel informatief
voor de inhoud:
“We zien
zo de innerlijke tegenspraak van de moderne markt, met name in haar neoliberale
totaalmanifestatie. Door de grenzeloze exploitatie van de consumptieve
levenshouding vanuit de illusoire suggestie van individuele vrijheid en de
daarmee samenhangende suggestie van individuele afbraak van kleinschalige
verbanden ondermijnt ze uiteindelijk zichzelf, zowel in biologische als in
culturele zin. Deze laatste ondermijning manifesteert zich in een toename van
geweld en corruptie, juridificatie, disciplineproblemen, gebrek aan vorming bij
de burgers, gezinsproblemen, enzovoort. De markt op zich kan niet haar eigen
gezondheid bewaren, maar heeft daarvoor ook (kleinschalige) sferen nodig die
niet in haar termen te besturen of te begrijpen zijn. dit zijn de elementaire
sferen waarin de mens deugdelijk wordt gevormd tot een gemeenschapswezen dat
zijn eigen vrijheid aankan en die hem de immanente zin van het leven met
anderen doen ervaren. De grenzen van deze sferen zal de markt moeten
respecteren en koesteren, wil ze op lange termijn niet aan haar eigen
kortetermijnsucces ten onder gaan. Wat het respect voor deze grenzen concreet
zou betekenen en hoe zij ook betrekking hebben op onze houding tot de natuur,
kan in het kader van dit essay helaas niet nader worden uiteengezet.
De
problematiek van de huidige culturele desintegratie hangt hier niettemin direct
mee samen. Wanneer onze samenleving te weinig gemeenschappelijke vormen en
symbolen uitdraagt (zoals om te beginnen die van de eigen taal), die een
positieve invulling geven aan het Nederlanderschap, dan dreigt de
gemeenschappelijke sfeer waarin de allochtone medemens zou moeten worden
geïntegreerd zelf vormloos te raken. Die kan op die manier niet zijn ‘vorm’
vinden in de westerse wereld en raakt ontworteld – en daarmee vatbaar voor
asociaal gedrag – of blijft verkrampt vasthouden aan de gebruikelijke vormen
van het thuisland en verzet zich juist tegen de wereld waarin hij leeft. Het
bestaan van fundamentalistische sympathieën in ons land is in die zin ook een
teken van gebrek in onszelf en in ieder geval een gevolg van een cultureel laissez
faire, of beter nog een cultuurverlies. Datzelfde geldt al voor de
slogan van een ‘multiculturele samenleving’, omdat daarin nu juist de noodzaak
van een nieuwe culturele eenheid en gemeenschap wordt miskend. Een pluraliteit
van levenswijzen kan alleen dan in een deugdelijke samenlevingsvorm uitmonden,
wanneer deze pluraliteit binnen één gemeenschap en dus cultuur vorm
krijgt. Alleen dan namelijk kunnen de leden ervan zich ook wezenlijk op elkaar
betrokken weten. Integratie is in die zin ook een wederzijds proces van
culturele vergroeiing. Dat is niet het geval wanneer deze pluraliteit van
levenswijzen resulteert in zelfstandige en van elkaar afgesloten
gemeenschappen, oftewel culturen, waarvan de leden bovenal aan hun eigen
etnische herkomst en groep blijven hangen, zodat deze gemeenschappen geen
wezenlijke geschiedenis en gebruiken zullen gaan delen. Daardoor zullen ze zich
ook nauwelijks met elkaar verwant, laat staan verbonden kunnen voelen, hanteren
ze mogelijk zelfs een eigen uitsluitingspolitiek, desintegreert de nationale
gemeenschap en wordt uiteindelijk de mogelijkheid van etnische spanningen
reëel.
Gedreven
door de economische bruikbaarheid van werkkrachten, dan wel de morele
zelfvoldaanheid over het helpen van asielzoekers, heeft de politiek correcte
overheid, onder het mom van de individuele vrijheid en welbvaart van de
burgers, het integratiebeleid lange tijd op zijn beloop gelaten, zonder
voldoende te beseffen dat er heel wat voor nodig is, zelfs voor een geboren
Nederlander, wil iemand zich daadwerkelijk lid weten van een gemeenschap. De
abstracte droom van een multiculturele samenleving diende daarbij nogal eens
als een argument voor deze opstelling: we moeten de ander en zijn cultuur
respecteren of hem er zelfs in steunen zijn culturele identiteit te beware.
Juist deze opstelling heeft echter integratie in de weg gestaan en de
frustraties daarover – zeker ook bij de verscheidene allochtone
bevolkingsgroepen zelf – in het leven geroepen. Dit beleid heeft voor een
aanzienlijk deel de onvrede over Paars teweeggebracht, met name bij dat deel
van de bevolking dat de problemen van de integratie aan den lijve heeft
ondervonden
Wat de
Nederlandse moslimbevolking betreft: deze zal hoe dan ook Nederland als haar
nieuwe vaderland moeten aanvaarden, met alle consequenties van dien. Haar
levenswijze zal mede op de Nederlandse gemeenschap in haar geheel dienen te
worden afgestemd – voorzover dat nog niet is gebeurd. Daartoe echter zal de
Nederlandse overheid bepaalde grenzen moeten stellen aan de vrijheid van het
individu. Het gaat hier evenwel om grenzen die uiteindelijk ook de autochtone
bevolking betreffen (en die zeker ook niet zonder gevolgen kunnen blijven voor
de vrije markt).
Wellicht
zelfs dient de Europese islam een reformatie te ondergaan, waarin hij de
innerlijkheid en waarde van het vrije individu tot een diepe waarheid van zijn
geloof maakt. Omgekeerd is het echter ook van belang om bij onszelf te rade te
gaan en te onderkennen dat er wellicht een kern van waarheid zit in de
aantijging vanuit islamitische hoek, dat toch ook onze moderne samenleving haar
kwaad heeft als haar eigen schaduw, namelijk daar waar zij overal de vrije
markt en de commercie laat begaan en in het prediken van het vrije individu van
geen kwaad wil weten. Alleen immers wanneer een politieke gemeenschap zich
daadwerkelijk richt op de juiste vorming van haar burgers, mag zij zich ook
werkelijk beschaafd noemen. Daarmee zouden we dan wederom een oude wijsheid
eren, namelijk dat je grootste vijand niet van buiten komt, maar van binnen.”
Weer een essay van Ad Verbrugge
gelezen, het vijfde: De vorming van Europa. Hij legt uit waarom de preambule
van de grondwet al niet deugt. Europa gaat volgens hem de verkeerde kant uit.
Ik noem zo maar wat argumenten:
Ø De economie wordt niet
gestimuleerd, maar beknot.
Ø De burger is niet betrokken bij
Europa.
Ø De managers hebben geen grondvlak
in Europa.
Ø De regeringsleiders hebben hun
eigen belangen, die niet altijd die van de burgers zijn: Ik citeer: “Zelfs met
betrekking tot Ruud Lubbers en Wim Kok bestaat het vermoeden dat de persoonlijke
ambitie om te zijner tijd een hoge positie te bekleden in het instituut
Europa, een rol heeft gespeeld in de hoge nettobijdrage die Nederland al
geruime tijd aan Europa afdraagt.”
Ø Een culturele verbondenheid die de
eenheid zou moeten dragen, ontbreekt.
Ø De bureaucratische wet- en
regelgeving wekt ergernis, terwijl waar eenheid zou moeten zijn, zoals in de
terreurbestrijding, die ontbreekt.
Ø De democratische structuur is
volstrekt onvoldoende.
Verbrugge hoont het idee van een
Europese president weg.
Als alle Nederlanders, die dit
essay begrijpend kunnen lezen, dit gelezen hadden, was het aantal tegenstemmers
bij het referendum nog veel groter geweest.
Het zesde
essay van Ad Verbrugge in Tijd van onbehagen, De dood van God? Hij heeft steeds
over het begrip cultuur geschreven en gaat hier op boeiende wijze in op wat hij
daaronder verstaat. Ik ga niet op het hele essay in, maar vermeld wel dat hij
uitvoerig de verlichting behandelt. Die wordt altijd door bestrijders van
religie gebruikt als argument, maar dat is volgens hem ten onrechte. De Verlichting
was als zodanig geheel niet afkerig van godsdienst. Verbrugge wil juist dat wij
begrippen als nationaal gevoel, gezamenlijk godsdienstig beleven en de daarmee
samenhangende normering gaan toepassen in ons maatschappelijk verkeer. Hij
stelt daarbij duidelijk dat hij niet terug naar vroeger wil. Maar een nationale
identiteit houdt in dat we een gezamenlijke geschiedenis achter de rug hebben
en die ook meedragen. Dat heeft consequenties voor nu. Ik doe hiermee Verbrugge
geen recht in wat hij schrijft, daarvoor is het te uitvoerig en subtiel.
Het zesde
essay van Ad Verbrugge in Tijd van onbehagen, De dood van God? Hij heeft steeds
over het begrip cultuur geschreven en gaat hier op boeiende wijze in op wat hij
daaronder verstaat. Ik ga niet op het hele essay in, maar vermeld wel dat hij
uitvoerig de verlichting behandelt. Die wordt altijd door bestrijders van
religie gebruikt als argument, maar dat is volgens hem ten onrechte. De
Verlichting was als zodanig geheel niet afkerig van godsdienst. Verbrugge wil
juist dat wij begrippen als nationaal gevoel, gezamenlijk godsdienstig beleven
en de daarmee samenhangende normering gaan toepassen in ons maatschappelijk
verkeer. Hij stelt daarbij duidelijk dat hij niet terug naar vroeger wil. Maar
een nationale identiteit houdt in dat we een gezamenlijke geschiedenis achter
de rug hebben en die ook meedragen. Dat heeft consequenties voor nu. Ik doe
hiermee Verbrugge geen recht in wat hih schrijft, daarvoor is het te uitvoerig
en subtiel. Lezen!
Gelezen
Het
laatste essay, “Wat is de Matrix?”, gaat in op de film Matrix. Ook hier gaat
het om de vraag naar de functie van religie, naar bovenindividuele “machten”, -
lees maar: invloeden, drijfveren, om de verveling en sexualisering als gevolg
van de hang naar individueel genot, in deze tijd. Verbrugge trekt een mooie
vergelijking met de aardgeest als materie. De aardgeest, die in de mensen
vaardig kan worden en hen tot verschrikkelijke agressie kan aandrijven. Wij
hebben weinig of geen individuele vrijheid, maar ‘we moeten mee met de “geest
van de tijd”’. Een mooie afsluiting van een prachtig boek., dat je beter zelf
kunt lezen dan op mijn summiere aanduidingen af te gaan: Ad Verbrugge, Tijd van
onbehagen. Filosofische essays over een cultuur op drift.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten