donderdag 2 mei 2013



Dr. Tjeu van den Berk, Mystagogie. Inwijding in het symbolisch bewustzijn.  Meinema, 5e druk, 2007

Het boek is van 2007, niet nieuw dus. Toch heb ik het met grote belangstelling gelezen.  Bij de titel rijzen er natuurlijk twee vragen: wat is mystagogie en wat moet ik onder symbolisch bewustzijn verstaan.
Bij het woord mystagogie zijn twee woorden min of meer samengevoegd.  De eerste lettergreep is afkomstig van mysterie en de rest van het woord herkennen we in pedagogie. De betekenis wordt dan duidelijk: vorming in het mysterie. Het tweede begrip is min of meer te verklaren als een bewustzijn dat gevoelig is en open staat voor symbolen, sterker nog, een bewustzijn dat de symbolen als levensvoorwaarde aanneemt. De auteur verklaart het begrip zelf al op p. 9.
Daarmee is nog niet gezegd waarom ik het boek zo ongelofelijk boeiend vind. Dat heeft te maken met het feit dat de auteur ingaat op het verval van het christendom, op het smakeloos worden van de inhoud ervan. Dat raakt een aantal lezers ongetwijfeld, maar het is toch een reëel feit in onze We st-Europese samenleving. Ik kan het zorgvuldig opgebouwde betoog niet op de voet volgen, maar ik geef u graag een aantal belangrijke zaken mee.
In de eerste plaats betoogt de auteur dat de kennis binnen ons christelijk geloven voor al een rationeel wetend kennen is. Wij menen dat wij de geloofsmysteries rationeel kunnen verklaren. De auteur zegt daar zelf van: “Zolang als de religie slechts bestaat als geloof en uiterlijke vormen en zolang de religieuze functie geen ervaring van de eigen ziel is, is er niets fundamenteels gebeurd”. (p. 17). Hij beschrijft hoe in het vroege christendom de catechumenen gedurende de veertig dagen voor Pasen werden voorbereid op hun doop, maar zonder dat hun het christelijk geloof werd verklaard. Zij ondergingen de doop als symbool en beleefden de samenkomsten van de gelovigen als een complex van symbolen. Zij moesten zelf die symboliek leren doorgronden, voor zover dit natuurlijk mogelijk is. Niet het rationeel geloven, maar de beleving van de symboliek stond dus centraal. De auteur noemt het gesprek tussen Jezus en Nicodemus, die ongevoelig is of wil zijn voor de symboliek die Jezus hem voorlegt. “De ingewijde ziet geen andere dingen maar ziet de dingen anders!”, zegt Van den berk op de laatste bladzijde.
Naderhand veranderde dit. Wij weten hoezeer de dogma’s in de catechese als verplichte geloofspunten werden onderwezen, zie bijvoorbeeld de Heidelberger Catechismus. Toegegeven: die catechese is nu merendeels verleden tijd, maar daar is niet de beleving van de symboliek voor teruggekomen. Wat rest er dan nog? Niet veel meer, vrees ik.  Maar nu was ik zelf aan het woord. De slotsom van de auteur is dat het dromend bewustzijn – hij behandelt hier Jung en Drewermann – de ruimte is, waarin de symboliek moet worden beleefd. Hij beschrijft de overeenkomsten met de oude inwijdingsreligies, hoewel de christenen zelf de inwijdingsmysteries verontwaardigd afwezen. De auteur noemt trouwens ook verschillen.
Wij kennen ook in onze tijd die inwijdingsgenootschappen, ik noem de vrijmetselaars, een orde die haar ledenaantal aardig op peil weet te houden. Een nieuweling wordt eerst als profaan in een open loge volgens een grotendeels vastgelegd rituaal, dat rijk is aan symboliek, ingewijd. Daarna volgt de vorming, waarin hij de symboliek die hij al ervaren heeft, ook persoonlijk enigszins kan doorgronden. Hij is daar de rest van zijn leven mee bezig.
De auteur legt grote nadruk op de Socratische leermethode. Het gaat er hierin niet om de leerling met nieuwe begrippen te confronteren, maar om de vragen die de inhoud van zijn denken vertolken, voor hemzelf duidelijk te maken. Deze methode wordt vergeleken met een vroedvrouw die wat al aanwezig is, aan het daglicht moet brengen.  Hij werkt dit onder meer uit in zijn beschrijving van gesprekken over films, die vruchtbaar zijn, niet als ze rationeel benaderd worden, maar juist als het bewustzijn van de deelnemers aan de gesprekken  open is voor symboliek.
Ik eindig met een citaat uit het afsluitende betoog van Van den Berk:
“De spirituele crisis waarin we verkeren zal op de eerste plaats erkend moeten worden en niet te vlug met een vernislaagje worden bestreken. Men kan namelijk vlug menen dat de kerk immers toch rijk is aan symbolen en het slechts een kwestie van tijd is om die weer vanonder het stof vandaan te halen. Ik hoop aangetoond te hebben in dit boek dat een ‘symbool’ heel iets anders is dan het ‘pompeuze vertoon van verschraalde allegorieën’. Verhoeven (aan hem was dit citaat ontleend) stelt: ‘Het heeft dan ook weinig zin, althans weinig religieuze betekenis een poging te doen water uit de rots te slaan, wanneer men kan vermoeden, dat juist de dorheid vruchtbaar kan zijn.. … Helaas is de realiteit van nu onze religieuze dorheid en het is al optimistisch genoeg hiervoor het woord crisis te gebruiken.’”
Wie zich de afkalving in ledenaantal van christelijke geloofsgemeenschappen en de inhoudelijke verschraling ervan ook maar enigszins aantrekt, moet dit boek beslist lezen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten