Dr. Tjeu van den Berk, Mystagogie. Inwijding in het symbolisch bewustzijn. Meinema, 5e druk, 2007
Het boek is van 2007, niet nieuw dus. Toch heb ik het met
grote belangstelling gelezen. Bij de
titel rijzen er natuurlijk twee vragen: wat is mystagogie en wat moet ik onder
symbolisch bewustzijn verstaan.
Bij het woord mystagogie zijn twee woorden min of meer
samengevoegd. De eerste lettergreep is
afkomstig van mysterie en de rest van het woord herkennen we in pedagogie. De
betekenis wordt dan duidelijk: vorming in het mysterie. Het tweede begrip is
min of meer te verklaren als een bewustzijn dat gevoelig is en open staat voor
symbolen, sterker nog, een bewustzijn dat de symbolen als levensvoorwaarde
aanneemt. De auteur verklaart het begrip zelf al op p. 9.
Daarmee is nog niet gezegd waarom ik het boek zo
ongelofelijk boeiend vind. Dat heeft te maken met het feit dat de auteur ingaat
op het verval van het christendom, op het smakeloos worden van de inhoud ervan.
Dat raakt een aantal lezers ongetwijfeld, maar het is toch een reëel feit in
onze We st-Europese samenleving. Ik kan het zorgvuldig opgebouwde betoog niet
op de voet volgen, maar ik geef u graag een aantal belangrijke zaken mee.
In de eerste plaats betoogt de auteur dat de kennis binnen
ons christelijk geloven voor al een rationeel wetend kennen is. Wij menen dat
wij de geloofsmysteries rationeel kunnen verklaren. De auteur zegt daar zelf
van: “Zolang als de religie slechts bestaat als geloof en uiterlijke vormen en
zolang de religieuze functie geen ervaring van de eigen ziel is, is er niets
fundamenteels gebeurd”. (p. 17). Hij beschrijft hoe in het vroege christendom
de catechumenen gedurende de veertig dagen voor Pasen werden voorbereid op hun
doop, maar zonder dat hun het christelijk geloof werd verklaard. Zij
ondergingen de doop als symbool en beleefden de samenkomsten van de gelovigen
als een complex van symbolen. Zij moesten zelf die symboliek leren doorgronden,
voor zover dit natuurlijk mogelijk is. Niet het rationeel geloven, maar de
beleving van de symboliek stond dus centraal. De auteur noemt het gesprek
tussen Jezus en Nicodemus, die ongevoelig is of wil zijn voor de symboliek die
Jezus hem voorlegt. “De ingewijde ziet geen andere dingen maar ziet de dingen
anders!”, zegt Van den berk op de laatste bladzijde.
Naderhand veranderde dit. Wij weten hoezeer de dogma’s in de
catechese als verplichte geloofspunten werden onderwezen, zie bijvoorbeeld de
Heidelberger Catechismus. Toegegeven: die catechese is nu merendeels verleden
tijd, maar daar is niet de beleving van de symboliek voor teruggekomen. Wat
rest er dan nog? Niet veel meer, vrees ik. Maar nu was ik zelf aan het woord. De slotsom
van de auteur is dat het dromend bewustzijn – hij behandelt hier Jung en
Drewermann – de ruimte is, waarin de symboliek moet worden beleefd. Hij
beschrijft de overeenkomsten met de oude inwijdingsreligies, hoewel de
christenen zelf de inwijdingsmysteries verontwaardigd afwezen. De auteur noemt
trouwens ook verschillen.
Wij kennen ook in onze tijd die inwijdingsgenootschappen, ik
noem de vrijmetselaars, een orde die haar ledenaantal aardig op peil weet te
houden. Een nieuweling wordt eerst als profaan in een open loge volgens een
grotendeels vastgelegd rituaal, dat rijk is aan symboliek, ingewijd. Daarna
volgt de vorming, waarin hij de symboliek die hij al ervaren heeft, ook
persoonlijk enigszins kan doorgronden. Hij is daar de rest van zijn leven mee
bezig.
De auteur legt grote nadruk op de Socratische leermethode.
Het gaat er hierin niet om de leerling met nieuwe begrippen te confronteren,
maar om de vragen die de inhoud van zijn denken vertolken, voor hemzelf
duidelijk te maken. Deze methode wordt vergeleken met een vroedvrouw die wat al
aanwezig is, aan het daglicht moet brengen.
Hij werkt dit onder meer uit in zijn beschrijving van gesprekken over
films, die vruchtbaar zijn, niet als ze rationeel benaderd worden, maar juist
als het bewustzijn van de deelnemers aan de gesprekken open is voor symboliek.
Ik eindig met een citaat uit het afsluitende betoog van Van
den Berk:
“De spirituele crisis waarin we verkeren zal op de eerste
plaats erkend moeten worden en niet te vlug met een vernislaagje worden
bestreken. Men kan namelijk vlug menen dat de kerk immers toch rijk is aan
symbolen en het slechts een kwestie van tijd is om die weer vanonder het stof
vandaan te halen. Ik hoop aangetoond te hebben in dit boek dat een ‘symbool’
heel iets anders is dan het ‘pompeuze vertoon van verschraalde allegorieën’.
Verhoeven (aan hem was dit citaat ontleend) stelt: ‘Het heeft dan ook weinig
zin, althans weinig religieuze betekenis een poging te doen water uit de rots
te slaan, wanneer men kan vermoeden, dat juist de dorheid vruchtbaar kan zijn..
… Helaas is de realiteit van nu onze religieuze dorheid en het is al
optimistisch genoeg hiervoor het woord crisis te gebruiken.’”
Wie zich de afkalving in ledenaantal van christelijke
geloofsgemeenschappen en de inhoudelijke verschraling ervan ook maar enigszins
aantrekt, moet dit boek beslist lezen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten